Uitleg leerdoel 3 en 4











Noteer dit voor jezelf alvast in je schrift.

Stel je vragen aan de docent die gaat streamen. 
Ga rustig zitten op je plek.
Leg je wiskundespullen op tafel. 

1 / 31
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson











Noteer dit voor jezelf alvast in je schrift.

Stel je vragen aan de docent die gaat streamen. 
Ga rustig zitten op je plek.
Leg je wiskundespullen op tafel. 

Slide 1 - Slide

Terug na voor de vakantie

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Verhoudingstabel
Stappenplan

  1. Voorbereiden: maak een tabel met de gegevens die je weet.
  2. Aanpak kiezen: verhoudingstabel / kruis links vermenigvuldigen.
  3. Berekenen: bereken met behulp van je rekenmachine
  4. Antwoord geven: dus ...... 
  5. Controle: niet tussendoor afgerond en eenheden genoteerd.  

Slide 4 - Slide

Verhoudingstabel gebruiken
Merel koopt 12 paprika's voor €5,50.
Zet de gegevens in een verhoudingstabel en 
bereken hoeveel 7 paprika's kosten.

Slide 5 - Slide

Verhoudingstabel gebruiken
Van de 300 brugklassers is 70% lid van een sportclub.
Zet je gegevens in een verhoudingstabel.
Bereken hoeveel brugklassers lid zijn van een sportclub.

Slide 6 - Slide

Ik kan een schaal berekenen met een verhoudingstabel.
Succescriteria
Ik weet hoe een schaal werkt.
Ik kan aantallen berekenen met behulp van een verhoudingstabel.





Samen even de intro van paragraaf 3 bekijken.

Slide 7 - Slide

Verhoudingen
In een verhoudingstabel hebben de getallen boven elkaar 
staan steeds dezelfde verhouding.

Bij schaal proberen we altijd een verhouding te zoeken 
waar een één in voorkomt. 

Slide 8 - Slide

Schaal

Slide 9 - Slide

Schaal
1 : 55
"De afstand is in de tekening 55 keer zo klein als in werkelijkheid."

1 cm op de tekening = 55 cm in werkelijkheid

Slide 10 - Slide

Schaal
4 : 1
"De afstand in de tekening 4 keer zo groot als in de werkelijkheid."

4 cm op de tekening = 1 cm in werkelijkheid

Slide 11 - Slide

Schaal
Stappenplan 
Stap 1    Maak een tabel. 
Stap 2   Invullen wat je weet. 
Stap 3   Bereken hoeveel 1 cm op de tekening (T) in werkelijkheid (W) is.
Stap 4   Noteer de schaal. Antwoord geven op de vraag.
(bovenste rij tekening en onderste rij werkelijkheid)
T
1
W

Slide 12 - Slide

Zet je gegevens in een verhoudingstabel.
Bereken welke schaal het model heeft.
540

Slide 13 - Slide

Aan de slag
Heb je aantekeningen genoteerd in je schrift?

Maak de opdrachten van de doorlopende route. 
Mocht je dit onderdeel lastig vinden bekijk dan de ondersteunende opdrachten. 
Uitdaging nodig volg dan de uitdagende route.

Controleer je werk kritisch met behulp van de uitwerkingen via magister leermiddelen.
Snap je wat je fout gedaan hebt? Verbeter je fouten met een andere kleur. 
Wie kan je om hulp vragen als je het niet begrijpt?
Let ook op je notatie!

Lever je werk in via LessonUp.

Slide 14 - Slide

Aan de slag
Heb je aantekeningen genoteerd in je schrift?

Maak de opdrachten van de doorlopende route. 
Mocht je dit onderdeel lastig vinden bekijk dan de ondersteunende opdrachten. 
Uitdaging nodig volg dan de uitdagende route.

Controleer je werk kritisch met behulp van de uitwerkingen via magister leermiddelen.
Snap je wat je fout gedaan hebt? Verbeter je fouten met een andere kleur. 
Wie kan je om hulp vragen als je het niet begrijpt?
Let ook op je notatie!

Lever je werk in via LessonUp.

Slide 15 - Slide

Pauze

Slide 16 - Slide

Verhoudingstabel gebruiken
Een vliegtuig heeft de lengte van 80 meter.
Een schaalmodel van het vliegtuig is 5 cm lang.
Zet je gegevens in een verhoudingstabel.
 Bereken welke schaal het model heeft.

Slide 17 - Slide

Verhoudingstabel gebruiken
Een vliegtuig heeft de lengte van 80 meter.
Een schaalmodel van het vliegtuig is 5 cm lang.
Zet je gegevens in een verhoudingstabel.
 Bereken welke schaal het model heeft.

Slide 18 - Slide


5 cm in de tekening is 1 cm in het echt.

Welke schaal hoort hierbij?
A
1:5
B
5:1

Slide 19 - Quiz


5 cm in de tekening is 1 cm in het echt.

Is deze tekening een vergroting of verkleining?
A
vergroting
B
verkleining

Slide 20 - Quiz

Ik kan een hoeveelheid in een bepaalde verhouding verdelen.
Succescriteria
Ik weet wat een verhouding is.
Ik kan werken met een verhouding.
Ik kan aantallen berekenen met behulp van een verhoudingstabel.






Slide 21 - Slide

In verhouding verdelen
Stel je voor je gaat met je gezin van 4 naar een pretpark 
samen met twee andere gezinnen die bestaan uit 6 personen. 
Alle entreeprijzen zijn gelijk! 
Jouw vader of moeder betaald alle kaartjes in één keer. 
Hij moet 152 euro betalen. 

Hoeveel geld moet het gezin met 
6 personen terugbetalen?

Slide 22 - Slide

In verhouding verdelen
Stel je voor je gaat met je gezin van 4 personen naar een pretpark 
samen met twee andere gezinnen die bestaan uit 6 personen.
Alle entreeprijzen zijn gelijk!
Jouw vader of moeder betaald alle kaartjes in één keer. 
Hij moet 152 euro betalen. 

Hoeveel geld moet het gezin met 
6 personen terugbetalen?

Slide 23 - Slide

Gezin 1
Gezin 2
Gezin 3
Totaal
4
6
6
16
38
57
57
152
2
3
3
8
152 verdeeld over de drie gezinnen in de verhouding 4 : 6 : 6  is  28 : 57 : 57    

Slide 24 - Slide

Verdelen in een bepaalde houding
Verdeel 360 euro in de verhouding 4 : 5

Slide 25 - Slide

Verdeel 360 euro in de verhouding 4 : 5
Stap 1: Vul de tabel in met hetgeen je weet.

Bedenk hoeveel delen er in totaal zijn.
Er zijn in totaal 4 + 5 = 9 delen        
verdeling
euro
4
 5
Totaal
9
360 

Slide 26 - Slide

Verdeel 360 euro in de verhouding 4 : 5
Stap 2: Bereken de lege cellen.

Bedenk dat 360 : 9 = 40.
Dus 4 • 40 = 160 en 5 • 40 = 200.

      
verdeling
euro
4
160
 5
200
Totaal
9
 360
40

Slide 27 - Slide

Verdeel 360 euro in de verhouding 4 : 5
Stap 3: Geef antwoord op de vraag.

Dus 360 euro verdeeld in de 
verhouding 4 : 5 is 160 : 200 euro.




      
verdeling
euro
4
160
 5
200
Totaal
9
 360
• 40

Slide 28 - Slide

aan de slag met leerdoel 3 en 4
Heb je aantekeningen genoteerd in je schrift?

Maak de opdrachten van de doorlopende route. 
Mocht je dit onderdeel lastig vinden bekijk dan de ondersteunende opdrachten. 
Uitdaging nodig volg dan de uitdagende route.

Controleer je werk kritisch met behulp van de uitwerkingen via magister leermiddelen.
Snap je wat je fout gedaan hebt? Verbeter je fouten met een andere kleur. 
Wie kan je om hulp vragen als je het niet begrijpt?
Let ook op je notatie!

Lever je werk in via LessonUp.

Slide 29 - Slide

aan de slag met leerdoel 3 en 4
Heb je aantekeningen genoteerd in je schrift?

Maak de opdrachten van de doorlopende route. 
Mocht je dit onderdeel lastig vinden bekijk dan de ondersteunende opdrachten. 
Uitdaging nodig volg dan de uitdagende route.

Controleer je werk kritisch met behulp van de uitwerkingen via magister leermiddelen.
Snap je wat je fout gedaan hebt? Verbeter je fouten met een andere kleur. 
Wie kan je om hulp vragen als je het niet begrijpt?
Let ook op je notatie!

Lever je werk in via LessonUp.

Slide 30 - Slide

Bedankt voor vandaag!
Ga thuis verder met 
de lessen in LessonUp!

Slide 31 - Slide