4H Economie par. 2.1

41 2 kolom
A
120 x 110 / 100
B
120 / 110 x 100
C
110 / 120 x 100
1 / 15
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

41 2 kolom
A
120 x 110 / 100
B
120 / 110 x 100
C
110 / 120 x 100

Slide 1 - Quiz

41 3e kolom
A
150 x 120 / 100
B
150 / 120 x 100
C
120 / 150 x 100

Slide 2 - Quiz

41 4e kolom
A
125 x 80 / 100
B
125 / 80 x 100
C
80 / 125 x 100

Slide 3 - Quiz

47
A
als de productie stijgt, stijgen de prijzen
B
als de productie stijgt, stijgt de vervuiling

Slide 4 - Quiz

Rente / Interest
Enkelvoudige interest (e.i.) <------> Samengestelde interest (s.i.)( vaak ) bij leningen                               ( vaak ) bij sparen                  
rente over vast bedrag                           rente op rente                
rente elk jaar (periode) verrekend                                                    

Slide 5 - Slide

Stop Motion
Is er sprake van enkelvoudige interest of samengestelde interest?

Hoe groot is het renteverschil tussen e.i. en s.i.?

Slide 6 - Slide

samengestelde interest
jaar 1: € 2,- x 1,10 = € 2,20
jaar 2: € 2,20 x 1,10 = € 2,42

Eindsaldo = 2 x (1,10)^2 = 2,42

Formule 
E = B x (1+p)^t

Slide 7 - Slide

939,39
904,50
867,14
886,74
€ 700, 8jr, 3%
€ 750, 2,5jr, 6%
€ 800, 3jr, 5,5%

Slide 8 - Drag question

Koopkracht spaarvermogen is afhankelijk van:
- rentepercentage
- inflatie

Bijv. € 2.000 vermogen, prijs scooter € 2.000
Rentepercentage 3%, inflatie 4%
€ 2.060 vermogen, prijs scooter € 2.080

Slide 9 - Slide

Rente = 10%, Inflatie = 5%
Wat is de reële rente
A
4,8%
B
5,0%
C
5,2%

Slide 10 - Quiz

Rente = 0,1%, Inflatie = 3%
Wat is de reële rente
A
-2,9%
B
-2,8%
C
2,8%
D
2,9%

Slide 11 - Quiz

Spaarmotieven
- Sparen uit voorzorg
- Sparen voor de rente
- Sparen voor duurzame goederen
- Sparen om een inkomensdaling op te vangen

Slide 12 - Slide

Sparen en risico
Risico dat bank failliet gaat

Depositogarantiestelsel: DNB garandeert per persoon per bank uitbetaling van de eerste € 100.000,-

Risico heel laag

Slide 13 - Slide

Over 10 jaar wereldreis a € 20.000,-. Rente is 4%. Hoeveel moet ik nu op de bank zetten?

Slide 14 - Open question

B = E / (1+p)^t

B = 20000 / (1,04)^10


Slide 15 - Slide