11.2-1 De lever V5 2223

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 11.2 Processen in de lever deel 1
1 / 21
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 21 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 11.2 Processen in de lever deel 1

Slide 1 - Slide

Doel en begrippen 11.2 
Je leert wat de belangrijkste functies van de lever zijn



Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Bloed aan-/ afvoer
Aanvoerende bloedvaten:
Leverslagader en poortader (vanaf de 
darmen)

Afvoerend bloedvat:
Leverader

Slide 4 - Slide

Leverlobje

Sinusoïde

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Zijn de pijlen juist weergegeven?

A: P wel, Q wel
B: P wel, Q niet
C: P niet, Q wel
D: P niet, Q niet

Slide 7 - Slide

Zijn de pijlen juist weergegeven?

A: P wel, Q wel
B: P wel, Q niet
C: P niet, Q wel
D: P niet, Q niet

Slide 8 - Slide

Functies van de lever
De lever heeft 10 verschillende functies.
Afweer
Aanmaak nuttige stoffen (koolhydraat-/ vet-/ eiwitstofwisseling)
Afbraak schadelijke stoffen
Opslag



Slide 9 - Slide

Afweer (1)
In de wand van de sinusoïden bevinden zich Kupffercellen.
Deze cellen breken schimmels, bacteriën, parasieten en celresten af.

Slide 10 - Slide

Koolhydraatstofwisseling (2)
Bij een hoog bloedsuikergehalte zetten levercellen glucose uit het bloed om in glycogeen (onder invloed van insuline uit de alvleesklier)= glycogenese

Slide 11 - Slide

Koolhydraatstofwisseling (2)
Bij een laag bloedsuikergehalte zetten levercellen glycogeen om in glucose en geven dat af aan het bloed (onder invloed van glucagon uit de alvleesklier)

Slide 12 - Slide

Koolhydraatstofwisseling (2)
Wanneer de glycogeenvoorraad onvoldoende is voor de energiebehoefte wordt door de lever glucose gemaakt uit andere voedingsstoffen = gluconeogenese


Vetten
Aminozuren

Slide 13 - Slide

De schommelingen in glucosegehalte van het bloed in de poortader, in de leverader en in de leverslagader worden met elkaar vergeleken. In welk van deze bloedvaten is het verschil tussen het minimum en het maximum glucosegehalte van het bloed het kleinst en in welk het grootst?
A
kleinst = leverader & grootst = poortader
B
kleinst = leverader & grootst = leverslagader
C
kleinst = leverslagader & grootst = poortader
D
kleinst = leverslagader & grootst = leverader

Slide 14 - Quiz

Vetstofwisseling (3)
De lever zet vetachtige stoffen om naar lipoproteïnen waardoor de hydrofobe vetten wel in het bloedplasma vervoerd kunnen worden (H10). 
LDL en HDL blaasjes.




Slide 15 - Slide

Vetstofwisseling (3)
De lever zet ongeschikte vetzuren om in geschikte vetzuren (bijvoorbeeld verzadigde vetzuren in onverzadigde vetzuren)
Essentiële vetzuren kan de lever niet maken. Die moet je via je voeding binnen krijgen (H10).





Slide 16 - Slide

Vetstofwisseling (3)
Vetten worden in het lichaam gebruikt als energiebron, bouwstof, bescherming. 
Overbodige vetten worden afgescheiden in de vorm van cholesterol of galzure zouten (gal) 





Slide 17 - Slide

Vetstofwisseling (3)
De lever maakt ook cholesterol (grondstof voor celmembranen en hormonen)

Cholesterol is de basis voor de aanmaak van sommige hormonen (testosteron, oestrogeen, bijnierhormonen)
Cholesterol zit in celmembranen voor flexibiliteit





Slide 18 - Slide

Doel 11.2
Je hebt geleerd wat de belangrijkste functies van de lever zijn

BINAS 82C Spijsverteringsorganen 
BINAS 82D Leverlobje
BINAS 89A Hormonen


Slide 19 - Slide

Begrippen 11.2
leverlobjes, sinusoïden, glycogenese, gluconeogenese, transaminering, deaminering

Slide 20 - Slide

Huiswerk
Doorlezen paragraaf 11.2

Slide 21 - Slide