In de wand van de sinusoïden bevinden zich Kupffercellen.
Deze cellen breken schimmels, bacteriën, parasieten en celresten af.
Slide 13 - Slide
Leerdoel 5
Je beschrijft de bijdrage van de lever aan de stofwisseling van koolhydraten
Slide 14 - Slide
Koolhydraatstofwisseling
glycogenese-glucogenese-gluconeogenese
Slide 15 - Slide
Koolhydraatstofwisseling
Bij een hoog bloedsuikergehalte zetten levercellen glucose uit het bloed om in glycogeen (onder invloed van insuline uit de alvleesklier)= glycogenese
Glucose
Glycogeen
Slide 16 - Slide
Koolhydraatstofwisseling
Bij een laag bloedsuikergehalte zetten levercellen glycogeen om in glucose en geven dat af aan het bloed (onder invloed van glucagon uit de alvleesklier): glucogenese
Glucose
Glycogeen
Slide 17 - Slide
Koolhydraatstofwisseling
Wanneer de glycogeenvoorraad onvoldoende is voor de energiebehoefte wordt door de lever glucose gemaakt uit andere voedingsstoffen = gluconeogenese
Vetten
Aminozuren
Glucose
Slide 18 - Slide
Vraag
De schommelingen in glucosegehalte van het bloed in de poortader, in de leverader en in de leverslagader worden met elkaar vergeleken. In welk van deze bloedvaten is het verschil tussen het minimum en het maximum glucosegehalte van het bloed het kleinst en in welk het grootst? Leg uit.
Slide 19 - Slide
Leerdoel 5
Je beschrijft de bijdrage van de lever aan de stofwisseling van vetten
Slide 20 - Slide
Vetstofwisseling
De lever zet vetachtige stoffen om naar lipoproteïnen waardoor de hydrofobe vetten wel in het bloedplasma vervoerd kunnen worden (H11).
LDL en HDL blaasjes.
Slide 21 - Slide
Vetstofwisseling
Essentiële vetzuren kan de lever niet maken. Die moet je via je voeding binnen krijgen (H11).
De lever maakt ook cholesterol (grondstof voor celmembranen en hormonen)
Nutteloze vetzuren
Nuttige vetzuren
Slide 22 - Slide
Vetstofwisseling
Vetten worden in het lichaam gebruikt als energiebron, bouwstof, bescherming.
Overbodige vetten worden afgescheiden in de vorm van cholesterol of galzure zouten (gal)
Slide 23 - Slide
Vetstofwisseling
De lever maakt ook cholesterol (grondstof voor celmembranen en hormonen)
Cholesterol is de basis voor de aanmaak van sommige hormonen (testosteron, oestrogeen, bijnierhormonen)
Cholesterol zit in celmembranen voor flexibiliteit
Slide 24 - Slide
Leerdoel 5
Je beschrijft de bijdrage van de lever aan de stofwisseling van eiwitten/ aminozuren