Latijn: naamvallen nominativus, dativus en accusativus

Latijn: naamvallen
nominativus, dativus en accusativus
1 / 15
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Latijn: naamvallen
nominativus, dativus en accusativus

Slide 1 - Slide

functies van naamvallen:
nominativus: onderwerp
dativus: meewerkend voorwerp
accusativus: lijdend voorwerp

Slide 2 - Slide

groepen naamwoorden
groep 3: alle woorden waarbij een meervoud op -es of -a gegeven wordt.
groep 2: woorden op -us en -um (en -er met mv op -i)
groep 1: woorden op -a

Slide 3 - Slide

Neem het schema op blz 70 in het hulpboek erbij.

Slide 4 - Slide

Pueros servi vident.
Pueros =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 5 - Quiz

Reges servi vident.
reges =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 6 - Quiz

Reges servos vident.
reges =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 7 - Quiz

Reges arbores vident.
arbores =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 8 - Quiz

Arbores reges vident.
arbores =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 9 - Quiz

Puer feminae aquam dat.
feminae =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 10 - Quiz

Pueri feminae aquam dant.
feminae =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 11 - Quiz

Pueris feminae aquam dant.
feminae =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 12 - Quiz

Feminae puero favent.
feminae =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 13 - Quiz

Feminae regi favent.
feminae =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 14 - Quiz

Deae feminae sacrum faciunt
feminae =
(sacrum facere = offer brengen)
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 15 - Quiz