2V - par. 6.2 (1)

1 / 32
next
Slide 1: Slide
GodsdienstMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Met de term "koninkrijk van God" bedoelt Jezus
A
de tijd waarin Gods macht over heel de wereld zichtbaar wordt
B
de hemel
C
Kanaän, het land waar Israël woont
D
de geestelijke wereld van God

Slide 5 - Quiz

Welke mooie beloftes horen er bij het Koninkrijk van God?
A
eeuwig leven op een nieuwe aarde
B
gezondheid en kracht
C
liefde en geluk
D
ze horen er allemaal bij

Slide 6 - Quiz

Waar is het koninkrijk van God te vinden?
A
in de hemel
B
overal waar mensen in Jezus geloven
C
op aarde na de terugkomst van Jezus
D
in Palestina

Slide 7 - Quiz

Welke bewering is WAAR
over het koninkrijk van God?
A
Jezus is er de koning van
B
het heeft (nu nog) geen grondgebied
C
het heeft overal ter wereld onderdanen
D
alle antwoorden zijn waar

Slide 8 - Quiz

Het koninkrijk van God =

Slide 9 - Open question

Nakijken werkblad 
Opdracht 3 + 4 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Wat is geen kenmerk van een gelijkenis?
A
Het gaat over het dagelijks leven
B
Het verhaal heeft een verrassende wending
C
Het is bedoeld om iets te leren
D
Het verhaal is waargebeurd

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Wat zou de boodschap van het verhaal kunnen zijn?
A
Dat je je kamer ook echt moet opruimen
B
Dat je creatief onder je klusjes uit kunt komen
C
Dat je niet alleen moet praten over wat God zegt, maar het ook moet doen
D
Dat God het fijn vindt als je veel over hem praat.

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Hoe werden de belastingambtenaren in Jezus' tijd genoemd?
A
Farizeeën
B
Tollenaars
C
Belastinginners
D
halve Romeinen

Slide 19 - Quiz

Leg in je eigen woorden het begrip 'farizeeën' uit

Slide 20 - Open question

7

Slide 21 - Video

00:21
Waar vraagt de jongste zoon om?
A
Een hoger salaris
B
Zijn erfenis
C
Kleedgeld

Slide 22 - Quiz

01:12
Wat gebeurde er toen de jongen al zijn geld had opgemaakt?
A
Er kwam een grote storm
B
Zijn vrienden hielpen hem
C
Er kwam hongersnood
D
Zijn vader kwam hem halen

Slide 23 - Quiz

01:37
Wat moet de jongste zoon als werk gaan doen?
A
Werken op het land
B
Voor de varkens/zwijnen zorgen

Slide 24 - Quiz

02:11
Wat voor positie wil de jongste zoon aan zijn vader vragen?
A
Zoon
B
Knecht
C
Slaaf

Slide 25 - Quiz

03:24
Wat doet de vader als hij de jongste zoon ziet?
A
Hij rent hem tegemoet
B
Hij laat nieuwe kleren halen
C
Hij laat het vetgemeste kalf slachten
D
Hij doet a, b en c!

Slide 26 - Quiz

04:02
Hoe reageert de oudste zoon
A
Hij is mega blij zijn broer weer te zien
B
Hij is boos en wil niet naar het feest

Slide 27 - Quiz

05:27
Voor wie zal de jongste zoon in Jezus' verhaal symbool staan?
A
de tollenaars
B
de farizeeën
C
God/Jezus

Slide 28 - Quiz

Wat laat de vader halen voor zijn zoon?
A
Mooie kleren
B
Schoenen
C
Een dure ring
D
Al deze dingen

Slide 29 - Quiz

Wie is aan het eind van het verhaal nu eigenlijk de verloren zoon? Leg uit.
Wat moet hij anders gaan doen?

Slide 30 - Open question

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide