This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Kookpunt en smeltpunt
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je kunt beschrijven wat er gebeurt als water kookt.
Je kunt uitleggen wat het kookpunt en smeltpunt (vriespunt/stolpunt) van een stof zijn en waarom dit stofeigenschappen zijn.
Je kunt uitleggen hoe je het vriespunt of smeltpunt van water kunt verlagen.
Slide 2 - Slide
Smelt en kookpunt
ijs smelt altijd bij 0 C. Dit is het smeltpunt van ijs.
Water kookt altijd bij 100 C. Dit is het kookpunt van water.
Iedere stof heeft een eigen smelt en kookpunt.
Slide 3 - Slide
Onder het smeltpunt is de fase vast.
Tussen het smelt-en kookpunt vloeibaar.
Boven het kookpunt gasvormig.
Stofeigenschappen van zuivere stoffen
Slide 4 - Slide
Het kookpunt
Tijdens het koken van water is de temperatuur 100 °C. De waterdampbellen ontstaan door de hele vloeistof. Tijdens het koken blijft de temperatuur constant. Het kookpunt is een stofeigenschap.
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
De overeenkomst tussen verdampen en koken.
Bij allebei is er de fase-overgang van vloeibaar naar gasvormig.
Slide 7 - Slide
Verschillen tussen verdampen en koken.
Verdampen gebeurt alleen aan het oppervlak en kan tussen het smelt-en kookpunt plaatsvinden. Water kan dus verdampen tussen 0 en 100 °C
Koken kan alleen bij het kookpunt.
Slide 8 - Slide
Smeltpunt en vriespunt
Smeltpunt en vriespunt of
stolpunt is hetzelfde.
Ijs bevriest en smelt bij 0 oC.
Tijdens het smelten blijft de
temperatuur constant.
Slide 9 - Slide
Kookpunt & smeltpunt
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Het vries-of smeltpunt verlagen
Met zout of antivries kun je het vriespunt van
water verlagen.
Slide 12 - Slide
Bij hoeveel graden gaat water koken
A
90 °C
B
100 m
C
101 °C
D
100 °C
Slide 13 - Quiz
Het koken van water op microniveau geef ik zo aan:
A
dampmoleculen zijn lichter en stijgen daarom op
B
moleculen bewegen zo snel dat ze overgaan naar de gasfase
C
Ik zie bubbeltjes en daarom ontstaat er waterdamp
D
moleculen gaan elkaar afstoten zodat ze overgaan in de gasfase
Slide 14 - Quiz
In de tabel staan twaalf stoffen. Peter heeft één van deze stoffen in een fles. De stof komt vloeibaar uit de vriezer (−18 °C). Als de vloeistof een poosje bij kamertemperatuur (20 °C) staat, begint hij te koken. Welke van de stoffen in de tabel zou dit kunnen zijn?
A
alcohol
B
butaan
C
kwik
D
propaan
Slide 15 - Quiz
Welke diagram laat een smeltpunt zien?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 16 - Quiz
Het smeltpunt van ijzer is 1559 graden Celsius en het kookpunt is 2800 graden Celsius. Welke fase heeft ijzer bij 1600 graden Celsius?
A
vast
B
vloeibaar
C
gasvormig
Slide 17 - Quiz
In de winter wordt zout op de wegen gestrooid. Dit wordt gedaan om ervoor te zorgen dat er geen ijslaag op de wegen komt. Wat is het effect van strooizout?