This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Kookpunt en smeltpunt
Slide 1 - Slide
Vorige week...
Slide 2 - Slide
fase-overgangen
vervluchtigen
rijpen
verdampen
condenseren
bevriezen
smelten
Slide 3 - Slide
Leerdoelen
Je kan beschrijven wat er gebeurt als water kookt.
Je kan uitleggen wat het kookpunt en smeltpunt van een stof zijn en waarom dit stofeigenschappen zijn.
Je kan het verschil tussen kookpunt en kooktraject uitleggen via een kookgrafiek
Je kan uitleggen hoe je het vriespunt of smeltpunt van water kunt verlagen.
Slide 4 - Slide
Smelt en kookpunt
ijs smelt altijd bij 0 °C. Dit is het smeltpunt van ijs.
Water kookt altijd bij 100 °C. Dit is het kookpunt van water.
Iedere stof heeft een eigen smelt en kookpunt.
Slide 5 - Slide
Onder het smeltpunt is de fase vast.
Tussen het smelt-en kookpunt vloeibaar.
Boven het kookpunt gasvormig.
Stofeigenschappen van zuivere stoffen
Slide 6 - Slide
Het kookpunt
Tijdens het koken van water is de temperatuur 100 °C. De waterdampbellen ontstaan door de hele vloeistof. Tijdens het koken blijft de temperatuur constant. Het kookpunt is een stofeigenschap.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
De overeenkomst tussen verdampen en koken.
Bij allebei is er de
fase-overgang
van vloeibaar
naar gasvormig.
Slide 9 - Slide
Verschillen
Verdampen gebeurt alleen aan het oppervlak en kan tussen het smelt-en kookpunt plaatsvinden. Water kan dus verdampen tussen 0 en 100 °C
Koken kan alleen bij het kookpunt.
Slide 10 - Slide
Smeltpunt en vriespunt
Smeltpunt en vriespunt of
stolpunt is hetzelfde.
Ijs bevriest en smelt bij 0 oC.
Tijdens het smelten blijft de
temperatuur constant.
Slide 11 - Slide
Kookpunt & smeltpunt
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Het vries-of smeltpunt verlagen
Met zout of antivries kun je het vriespunt van
water verlagen.
Slide 14 - Slide
Het smeltdiagram van stearinezuur.
Slide 15 - Slide
Zuivere stof: smeltPUNT en kookPUNT.
Mengsels: smeltTRAJECT en kookTRAJECT
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Bij hoeveel graden gaat water koken
A
90 °C
B
100 m
C
101 °C
D
100 °C
Slide 19 - Quiz
Het koken van water op microniveau geef ik zo aan:
A
dampmoleculen zijn lichter en stijgen daarom op
B
moleculen bewegen zo snel dat ze overgaan naar de gasfase
C
Ik zie bubbeltjes en daarom ontstaat er waterdamp
D
moleculen gaan elkaar afstoten zodat ze overgaan in de gasfase
Slide 20 - Quiz
In de tabel staan twaalf stoffen. Peter heeft één van deze stoffen in een fles. De stof komt vloeibaar uit de vriezer (−18 °C). Als de vloeistof een poosje bij kamertemperatuur (20 °C) staat, begint hij te koken. Welke van de stoffen in de tabel zou dit kunnen zijn?
A
alcohol
B
butaan
C
kwik
D
propaan
Slide 21 - Quiz
Welke diagram laat een smeltpunt zien?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 22 - Quiz
Het smeltpunt van ijzer is 1559 graden Celsius en het kookpunt is 2800 graden Celsius. Welke fase heeft ijzer bij 1600 graden Celsius?
A
vast
B
vloeibaar
C
gasvormig
Slide 23 - Quiz
In de winter wordt zout op de wegen gestrooid. Dit wordt gedaan om ervoor te zorgen dat er geen ijslaag op de wegen komt. Wat is het effect van strooizout?
A
het verlaagt het stolpunt van water
B
het verlaagt het smeltpunt van water
C
het verlaagt het kookpunt van water
D
het verlaagt het vriespunt van water
Slide 24 - Quiz
Afsluiting
Je kan beschrijven wat er gebeurt als water kookt.
Je kan uitleggen wat het kookpunt en smeltpunt van een stof zijn en waarom dit stofeigenschappen zijn.
Je kan het verschil tussen kookpunt en kooktraject uitleggen via een kookgrafiek
Je kan uitleggen hoe je het vriespunt of smeltpunt van water kunt verlagen.