Verdieping mavo les 3

Deutsch macht Spaß
1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Deutsch macht Spaß

Slide 1 - Slide

Das Programm für Heute
-
-Herhaling voltooid deelwoord, (fe)esttenten
-Nakijken huiswerk
- Herhaling der/die/das
- Uitleg ein/eine & kein/keine 
-Hausaufgaben

Slide 2 - Slide

Doelen


- Ik weet wanneer een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is.

-Ik weet wanneer ik der/die/das gebruik.

- Ik weet de vertalingen van ein/eine & kein/keine.

-Ik weet wanneer ik ein/eine & kein/keine gebruik.


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Voltooid deelwoord
Hoe wordt het voltooid deelwoord in het Duits gemaakt?
Welke uitzonderingen zijn er?

Slide 6 - Slide

Hoe vorm je een voltooid deelwoord


- ge + stam + t

Spielen:    ge+spiel+t



Slide 7 - Slide

Samenvatting voltooid deelwoord 
Let op !!!!
1. Als de stam van het werkwoord op -t, -d  eindigt, dan komt er een extra -e voor de uitgang -  gewartet 
2.  De werkwoorden die eindigen op -ieren, hebben geen ge- voor de stam -
notiert
3. Het voltooid deelwoord staat altijd samen met een vorm van haben of sein

Slide 8 - Slide

Welke 3 stappen vervoegen werkwoorden

Slide 9 - Slide

(fe)-E-ST-T-EN-T-EN regel
stap 1: Eerst de stam van het werkwoord bepalen (-en)
wohnen --> -en = wohn
stap 2: kijk naar het persoonlijk voornaamwoord in de zin:
ich, du, er, sie, es, wir, ihr, sie, Sie
stap 3: bepaal welke letters er nog achter de stam van het werkwoord moeten. 
ich- e   du- st   er/sie/es-t   wir- en   ihr-t   sie/Sie- en

Slide 10 - Slide


Onderstreep in de volgende zinnen het persoonlijk voornaamwoord of het onderwerp en schrijf de juiste uitgang achter de stam van het werkwoord. 

1. Montag (fahren)........ wir nach Köln.

2. Ich (gehen)...... jedes Jahr nach Köln zum Weihnachtsmarkt.

3. Was (machen)......du dann?

4. Klaus (kommen)........ auch mit.

5. Petra und Leon (finden)...... Weihnachtsmärkte auch sehr schön.

6. Tanja (besuchen)..... dann ihre Freunde.

7. (Kommen)......ihr auch nach Köln?

Slide 11 - Slide

der die of das?

Slide 12 - Slide

Welk lidwoord?
1. Mannelijk
2. Vrouwelijk
3. Onzijdig
4. Meervoud
Schrijf het in de chat.

Slide 13 - Slide

ein, eine, ein
Uitleg Lidwoorden

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Vertaal 'een' en 'geen'. Achter het woord staat of het een der-, die- of das- woord is of dat het om meervoud (mv) gaat. v= vrouwelijk/ m=mannelijk/ o=onzijdig

1.  Voorbeeld (een) eine Schule (v)
2. (geen)......... Hausaufgaben ( mw)
3.(een) ..............Frau (v)
4. (een) ..........Buch (o)
5. (geen) ..........Aufgabenheft (o) (schrift)
6. ( een) ..........Klasse (v)
7.  (geen) .........Stundenplan (m) (rooster)
8. (een) ..........Bleistift (m) (potlood)

Slide 16 - Slide

Hausaufgaben

Slide 17 - Slide

Vertaal in elke zin eerst het woord tussen haakjes. Zoek de vertaling in het kader. Schrijf daarna de juiste vorm op. Let op de voltooid deelwoorden!
1. Franziska (gaan) ............... zur Geburtstagsfeier in die Pizzeria.
2. Tom (komen) .................. auch zur Party.
3. Monika und Peter (drinken) ........... dann meistens eine Cola.
4. Ich (wonen) ............. in Morbach, da gibt es keine Pizzeria.
5. Wo (wonen)........ du?
6. Wir (bezoeken) .......... Oma morgen.
7. (Komen)............ ihr auch mit?
8. Und Sie, Herr Frankck, (komen)........ Sie auch vorbei?
9. Es hat sehr gut (smaken)............!
10. Was hast du an deinem Geburtstag (doen)..................?
machen
schmecken
kommen 3x
wohnen 2x
trinken
gehen
besuchen

Slide 18 - Slide

Nächste Woche
Bezittelijk voornaamwoord
Wiederholung 

Slide 19 - Slide