Je leert aanwijzende en vragende voornaamwoorden herkennen.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Aanwijzend en vragend voornaamwoord
Je leert aanwijzende en vragende voornaamwoorden herkennen.
Slide 1 - Slide
Planning van deze les
Doel van de les
Uitleg over het aanwijzend en vragend voornaamwoord
Zelfstandig werken aan de opdrachten
Opdrachten bespreken en afronden
Slide 2 - Slide
Wat is een aanwijzend voornaamwoord?
Een aanwijzend voornaamwoord gebruik je als je iets aanwijst.
- ''Dit spel is leuker dan dat spel''.
- ''Deze nieuwe film is even leuk als die oude''.
Slide 3 - Slide
Wanneer gebruik je welk woord?
Bij de-woorden gebruik je bij enkelvoud dezeof die.
Bij het-woorden gebruik je bij enkelvoud dit of dat.
Bij meervoud gebruik je altijd de woorden deze of die.
Slide 4 - Slide
Wat is een vragend voornaamwoord?
Een vragend voornaamwoord staat meestal aan het begin van een zin.
''Wie heeft jou dat verhaal verteld?''.
''Naar welke film ben je dit weekend geweest?''.
''Wat heb je dit weekend gedaan?''
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Verwerking
Maken opdracht 1 en 2 blz. 121
timer
12:00
Slide 7 - Slide
Workbook
Maak nu de opdrachten van H4 aanwijzend en vragend voornaamwoord (1, 2 & 3).
Opdracht 1
1 zulke = aanw.vnw; die = aanw.vnw
2 welke = vr.vnw; dat = aanw.vnw
3 wie = vr.vnw
4 deze = aanw.vnw
5 dit = aanw.vnw; hetzelfde = aanw.vnw
6 wat = vr.vnw; dergelijke = aanw.vnw
Slide 8 - Slide
Workbook
Maak nu de opdrachten van H4 aanwijzend en vragend voornaamwoord (1, 2 & 3).
Opdracht 2
1 zulke (aanw.vnw) die (aanw.vnw)
2 deze (aanw.vnw) zelf (aanw.vnw)
3 wie (vr.vnw) dit (aanw.vnw)
4 welke (vr.vnw) dat (aanw.vnw)
5 zo’n (aanw.vnw) dezelfde (aanw.vnw).
6 wat (vr.vnw) dergelijke (aanw.vnw)
Slide 9 - Slide
Workbook
Maak nu de opdrachten van H4 aanwijzend en vragend voornaamwoord (1, 2 & 3).
Opdracht 4
(1) Wat (vr. vnw) is een marathon? (2) Dat is een (olw) hardloopwedstrijd over 42,195 kilometer. (3) De eerste marathon werd (hww) in 490 v.Chr. gelopen door een Griekse (bn) soldaat. (4) Deze soldaat moest van Marathon naar Athene (zn) rennen om de (blw) overwinning van de Atheners op de Perzen te melden. (5) Toen hij zijn tocht volbracht (zww) had, sprak hij tot de mannen aan wie (x) hij de boodschap moest brengen, deze (aanw.vnw) woorden: ‘Verheug u, wij hebben gewonnen.’ (6) Daarna viel de boodschapper dood neer: hij had een (olw) zonnesteek opgelopen (zww).
(7) Het is jammer (bn) dat aan de waarheid (zn) van zo’n (aanw.vnw) mooi verhaal wordt getwijfeld.
(8) In 1896 werden in Griekenland de (blw) eerste Olympische Spelen gehouden.
(9) Daar stond (zww) de marathon op het (blw) programma. (10) In 2014 verbeterde Dennis Kimetto in Berlijn het (blw) wereldrecord. (11) In welke (vr.vnw) tijd? (12) Hij deed over de afstand 2.02.57: gemiddeld liep hij 20,59 kilometer per uur (zn).
(13) Dat (aanw.vnw) haal jij niet eens als je naar school fietst.
Slide 10 - Slide
Terugblik
Pak je telefoon er weer bij! We gaan even kijken wat je al weet over het aanwijzend en vragend voornaamwoord.
Slide 11 - Slide
Wat is het vragend voornaamwoord in deze zin: Naar welke film ben je geweest en waarom?
A
Naar
B
welke
C
waarom
D
welke + waarom
Slide 12 - Quiz
Wie zou er nog iets geven voor zulke oude barbiepoppen? WIE =
A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw
Slide 13 - Quiz
Wie zou er nog iets geven voor zulke oude barbiepoppen? ZULKE =
A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw
Slide 14 - Quiz
We vragen ons af of die paddenstoelen niet giftig zijn. DIE =
A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw
Slide 15 - Quiz
Ik moet iemand om hulp vragen, want dit klusje kan ik zelf niet aan. DIT =
A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw
Slide 16 - Quiz
Ik moet iemand om hulp vragen, want dit klusje kan ik zelf niet aan. ZELF =
A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw
Slide 17 - Quiz
Weten jullie voor welke artiest deze mensen hier in de rij staat? WELKE =
A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw
Slide 18 - Quiz
Weten jullie voor welke artiest deze mensen hier in de rij staat? DEZE =