2D aanwijzend en vragend voornaamwoord

Welkom klas 2D
Fijn dat je er bent, volg het stappenplan op het bord, dan maken we er een fijne les van.
Stap 1: Doe je telefoon in de telefoontas, pak je Chromebook, je schrift en je boek Nederlands op blz. 258 en 259.
Stap 2:  Log alvast in op Lessonup.app, de code komt op het whiteboard.
Stap 3: Beantwoord de vraag: Welke vraagwoorden zijn er om een vraag mee te beginnen?
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom klas 2D
Fijn dat je er bent, volg het stappenplan op het bord, dan maken we er een fijne les van.
Stap 1: Doe je telefoon in de telefoontas, pak je Chromebook, je schrift en je boek Nederlands op blz. 258 en 259.
Stap 2:  Log alvast in op Lessonup.app, de code komt op het whiteboard.
Stap 3: Beantwoord de vraag: Welke vraagwoorden zijn er om een vraag mee te beginnen?

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Ik kan het aanwijzend en vragend voornaamwoord herkennen in een zin.

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen?
Nakijken huiswerk: blw, olw, zn en bn
Uitleg: Vragend voornaamwoord en aanwijzend voornaamwoord
Oefenen: Herkennen aanwijzend en vragend voornaamwoord.
Huiswerk: Opdracht aanwijzend en vragend voornaamwoord in Google Classroom
Afsluiting: Controleren leerdoel

Slide 3 - Slide

Huiswerk check: opdracht 1
1. zn= katten, bed, zn-eigennaam = Peter, blw = X, olw=X
2. zn= tuinstoelen, grofvuil, zn-eigennaam = X, blw = het, olw=X
3. zn= voorouders, zn-eigennaam= Mayflower, Plymouth, Amerika, blw=de,  olw = X
4. zn=Chimpansees, boom, zn-eigennaam=X, blw=X, olw=een
5. zn= klas, zus, meisjes, zn-eigennaam = X, blw= de, olw= X
6. zn= Supporters, finale, zn-eigennaam= Stockholm, blw= de, olw=X

Slide 4 - Slide

Huiswerk check: opdracht 2
1. Prachtige, antieke, betonnen
2. Vies, rotte, plastic
3. Wollen, oude
4. Kleine, slim
5. Gele, zwarte
6. Aluminium, dure

Slide 5 - Slide

Vragende voornaamwoorden
Vragende voornaamwoorden: Wie, wat, welk(e), wat voor een.
Vragende voornaamwoorden verwijzen naar personen of dingen. 
Hoe, waarom, hoeveel, wanneer etc. verwijzen niet naar personen of dingen, dus geen vragend voornaamwoord

Slide 6 - Slide

Aanwijzende voornaamwoorden
Aanwijzende voornaamwoorden: Wijzen een zelfstandig naamwoord aan.
Aanwijzende voornaamwoorden zijn: deze, die, dit, dat, zulk(e), dergelijk(e), zelf, hetzelfde, dezelfde.
Let op: Soms staat een aanwijzend voornaamwoord alleen in de zin. Kijk goed of het verwijst naar een zn.
Voorbeeld: Ik vind die auto leuk, maar deze dan weer niet.

Slide 7 - Slide

Oefenen: Benoem de aanw.vnw en vr.vnw in de zin: Wie heeft dat chocolaatje opgegeten? Doe het zo: aanw.vnw: .... vr.vnw: ...

Slide 8 - Open question

Benoem de aanw. vnw in de zin: Ik heb dit boek Chatrooms gelezen, dat is geschreven door Helen Vreeswijk.

Slide 9 - Open question

Benoem het vragend voornaamwoord: Vertel nu eens wat er nu aan de hand is.

Slide 10 - Open question

Zoek de fout in de zin: Die meisje heeft dit kettinkje gekocht.

Slide 11 - Open question

Huiswerk
Maken: Oefening aanwijzend en vragend voornaamwoord (in Google Classroom).
Doel: Je leert de aanwijzende en vragende voornaamwoorden herkennen in een zin.
Hoe: De antwoorden noteer je in je schrift. Je werkt de eerste 5 min. in stilte. Daarna fluisterend overleg.
Tijd: tot 5 min voor het einde van de les heb je de tijd om hiermee aan de slag te gaan.
Klaar? Verder lezen in boek Koning van Katoren. Maandag: lezen blz. 68-90

Slide 12 - Slide

                                                              Blijf ingelogd in Lesson Up
timer
5:00

Slide 13 - Slide

Controle leerdoel: noteer de vragende en aanwijzende voornaamwoorden in de zin: Wie heeft zulke mooie opdrachten gemaakt?

Slide 14 - Open question