Wederkerend werkwoord

Veel voorkomende werkwoorden
zich douchen - se doucher
zich wassen - se laver
zich scheren - se raser
zich opmaken - se maquiller
Sommige werkwoorden zijn in het Nederlands NIET wederkerend, maar in het Frans wel!!!!
wakker worden - se reveiller
opstaan - se lever
naar bed gaan- se coucher
tandenpoetsen - se brosser les dents
wandelen - se promener
1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Veel voorkomende werkwoorden
zich douchen - se doucher
zich wassen - se laver
zich scheren - se raser
zich opmaken - se maquiller
Sommige werkwoorden zijn in het Nederlands NIET wederkerend, maar in het Frans wel!!!!
wakker worden - se reveiller
opstaan - se lever
naar bed gaan- se coucher
tandenpoetsen - se brosser les dents
wandelen - se promener

Slide 1 - Slide

Zich wassen

Een voorbeeld: Ik was me.

Bij wederkerende werkwoorden horen de dikgedrukte woorden altijd bij elkaar. Ik en me, jij en je, hij en zich etc.


Se laver

je me lave (ik was me)
tu te laves (jij wast je)
il se lave (hij wast zich)
elle se lave (zij wast zich)
on se lave (men wast zich)
nous nous lavons (wij wassen ons)
vous vous lavez (jullie wassen jullie)
ils/elles se lavent (zij wassen zich)

Slide 2 - Slide

In de passé composé

vervoegen we ALLE wederkerende werkwoorden met ÊTRE

Je me suis lavé(e)
tu t'es lavé(e)

il s'est lavé

elle s'est lavée

nous nous sommes lavé(e)s
vous vous êtes lavé(e)(s)
ils se sont lavés

elles se sont lavées

Slide 3 - Slide

Kies de juiste optie:
Elle __ beaucoup aux films (s'intéresser ).
A
s'intéresse
B
m'intéresse

Slide 4 - Quiz

Kies de juiste optie:
Je __ lave à huit heures du matin (se laver).
A
te lave
B
me lave

Slide 5 - Quiz

Kies de juiste optie:
Nous ___ ________ à la fête de Léa (s'amuser).
A
nous amusons
B
s'amusons

Slide 6 - Quiz

Vul zelf het goede antwoord in:
Il ___ toujours tard (se coucher).

Slide 7 - Open question

Vul zelf het goede antwoord in:
Elles ___ à Paris (s'installer).

Slide 8 - Open question

Vul zelf het goede antwoord in:
Les élèves ___ dans leur chambre (se reposer)

Slide 9 - Open question

Deel 2
De wederkerende werkwoorden in de passé composé.

Slide 10 - Slide

Bekijk dit goed

Slide 11 - Slide

En nu ontkennend:  nous (se dépêcher) 
Als je een wederkerend werkwoord ontkennend maakt, komt ne tussen het onderwerp en het wederkerend voornaamwoord, en pas (zoals normaal) achter de pv. 
Je ne me couche pas = ik ga niet naar bed
Je ne me suis pas couché = ik ben niet naar bed gegaan

Slide 12 - Slide

Kies de juiste optie:
Het wederkerend werkwoord vervoeg je altijd met het hulpwerkwoord ...
A
avoir
B
être

Slide 13 - Quiz

Kies de juiste optie:
Léa et Julie ___ au cinéma (s'amuser). Let op: passé composé.
A
se sont amusées
B
se sont amusés

Slide 14 - Quiz

Vul zelf het goede antwoord in:
Vous ___ hier soir Luc et Julie? (s'amuser). Let op: passé composé.

Slide 15 - Open question

Vul zelf het goede antwoord in:
Il ___ pendant deux heures (s'entraîner). Let op: passé composé.

Slide 16 - Open question

Vertaal: Alain en Louis hebben zich geschoren
A
Alain et Louis se sont rasés
B
Alain et Louis se sont rasé
C
Alain et Louis se sont rasée
D
Alain et Louis se sont rasées

Slide 17 - Quiz

Vertaal: Zij heeft zich gewassen

Slide 18 - Open question