This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes.
Items in this lesson
Leren kruipen valt onder de ……. ontwikkeling
A
cognitieve
B
sociale
C
lichamelijke
D
emotionele
Slide 1 - Quiz
Wat is een kenmerk van een laisser-faire opvoedingsstijl
A
De ouders hebben veel controle
B
De ouders geven structuur
C
De ouders geven geen liefde
D
De ouders geven weinig controle
Slide 2 - Quiz
Ik wordt boos als je blijft zeuren. Je blijft in je buggy omdat ik dat wil. Welke opvoedingsstijl hoort bij deze uitspraak
A
democratisch
B
autoritair
C
Laissez-faire
D
anti-autoritair
Slide 3 - Quiz
Ik zie je morgen!
A
informele taal
B
formele taal
Slide 4 - Quiz
Hoe noem je de kinderziekte waar je rode vlekken van krijgt?
A
Waterpokken
B
Rode kater
C
Rode hond
D
Polio
Slide 5 - Quiz
cariës is....
A
een gaatje in het tandglazuur
B
het ontbreken van verstandskiezen
C
een scheefstaand gebit
D
tandsteen
Slide 6 - Quiz
wat is een voorbeeld van non-verbale communicatie?
A
een brief lezen/ schrijven
B
een gezichtsuitdrukking
C
praten
D
schreeuwen
Slide 7 - Quiz
Wat is een kenmerk van een democratische opvoedingsstijl?
A
De ouders overleggen met het kind
B
De ouders beslissen alles
C
De ouders denken niet aan het kind
D
De ouders laten het kind beslissen
Slide 8 - Quiz
Wat is gezonder voor de mens, verzadigde vetten of onverzadigde vetten?
A
Verzadigde vetten
B
Onverzadigde vetten
Slide 9 - Quiz
wat is converseren?
A
een gesprekje voeren
B
een toets maken
C
een mail versturen
D
een compliment geven
Slide 10 - Quiz
Vraag 23.
In een …………………………………………… groep is niet iedereen even oud.
In een ……………………………………………………. groep is iedereen even oud.
In een ……………………………………………………. groep hebben de kinderen dezelfde kenmerken.
In een ……………………………………………………. groep hebben de kinderen verschillende kenmerken.
Hetero gene
Horizontale
Homogene
Verticale groep
Slide 11 - Drag question
Op een kinderdagverblijf heb je verticale groepen. Dit betekent dat
A
iedereen even oud is
B
iedereen niet even oud is
Slide 12 - Quiz
Peuterspeelzalen of kinderdagverblijven kunnen VVE geven. Dat wil zeggen
A
vroege opvang voor elk kind
B
voorkomen van ellende
C
voor- of vroeg schoolse educatie
D
voortgang van schoolse educatie
Slide 13 - Quiz
Een creche is een ander woord voor (geef het juiste antwoord)
A
Bso
B
Kinderdagverblijf
C
peuterspeelzaal
Slide 14 - Quiz
Welke kinderziekte kan ontstaan door zowel een bacterie als een virus?
A
hersenvliesontsteking
B
Krentenbaard
C
Roodvonk
D
Kinkhoest
Slide 15 - Quiz
Welke activiteit draag het meest bij aan de ontwikkeling van de sociale aspect van een peuter.
A
Zo veel mogelijk thuis blijven.
B
Spelen in een omgeving waar de peuter ander kinderen ontmoet, zoals een kinderopvang of speeltuin.
C
Spelen met het juiste speelgoed.
D
Geen activiteit, want de sociale ontwikkeling begint pas na de ontwikkeling van de motoriek.
Slide 16 - Quiz
Welke laag van de opperhuid is NIET levend?
A
De basale cellaag
B
De korrellaag
C
De hoornlaag
D
De stekellaag
Slide 17 - Quiz
3
maanden
12 tot 14 maanden
10 tot 11 maanden
9 maanden
6 maanden
Staan
Omrollen, hoofdje optillen
Eerste pasjes
Zitten (met hulp)
Kruipen
Slide 18 - Drag question
Welke lagen liggen in de opperhuid?
A
Kiemlaag - Lederhuid
B
Kiemlaag - Hoornlaag
C
Hoornlaag- Lederhuid
D
Onderhuids bindweefsel - Hoornlaag
Slide 19 - Quiz
Bevat een energieverrijkt dieet meer of minder calorieën
A
Meer calorieën
B
minder calorieën
Slide 20 - Quiz
Wat is een ander woord voor de opperhuid?
A
Epidermis
B
Dermis
C
Decubitus
D
Subcutis
Slide 21 - Quiz
Onder welke categorie van diëten valt een dieet met minder caloriën?
A
Voedingsstof
beperkende diëten
B
Voedingsstof
intolerante diëten
C
Voedingsstof
verrijkte diëten
D
Voedingsstofvrije diëten
Slide 22 - Quiz
Wat doet talg?
A
Het beschermt de haarknop tegen vocht.
B
Het beschermt tegen vet haar.
C
Het beschermt de hoofdhuid tegen uitdrogen.
D
Het laat haren sneller groeien.
Slide 23 - Quiz
Zet in de juiste volgorde:
1
2
3
4
Ramen zemen kozijnen schoonmaken
Vloer moppen.
Spinrag van het plafond halen
Vensterbank schoonmaken
Slide 24 - Drag question
Waardoor ontstaan puistjes ( acné)?
A
door het eten van veel chocolade
B
doordat je je niet goed wast
C
vanwege de hormoon huishouding
D
door veel vet ( patat e.d) te eten
Slide 25 - Quiz
Welke woorden ontbreken er in de zinnen? Kies de juiste woorden.
Een ...(1)... is iemand die in een ander land geboren is of waarvan een van de ouders in een ander land geboren is.
Een ...(2)... is iets wat jij, je ouders of de mensen in je omgeving belangrijk vinden
A
1-autochtoon
2-waarde
B
1-allochtoon
2-waarde
C
1- allochtoon
2-norm
D
1-autochtoon
2-norm
Slide 26 - Quiz
Geef aan of de voorbeelden horen bij: oppervlaktereiniging, voorbehandeling dieptereiniging of dieptereiniging.
Een peeling aanbrengen.
A
opperaktereiniging
B
Voorbehandeling dieptereiniging
C
Dieptereiniging
Slide 27 - Quiz
Geef aan of de voorbeelden horen bij: oppervlaktereiniging, voorbehandeling dieptereiniging of dieptereiniging.
Milia verwijderen
A
opperaktereiniging
B
Voorbehandeling dieptereiniging
C
Dieptereiniging
Slide 28 - Quiz
Carla heeft in een gezin gewerkt waar helemaal geen dierlijke producten werden gebruikt. Het was lastig om daar een gezonde maaltijd te bereiden. Hoe noem je die voedingsgewoonte
A
veganistisch
B
ecologisch.
C
Lacto-vegetarisch
D
Moslim
Slide 29 - Quiz
Vul het ontbrekende woord in: De belangrijkste ..... van de nagels is de ....... van de zenuwuiteinden in de toppen van de vingers. Door de aanwezigheid van de nagels behoudt een mens dus het ........ in de vingertoppen.
A
functie, bescherming, gevoel
B
deel, nagelwortel, gevoel
C
functie, nagelwortel, gevoel
D
reden, sierraadfunctie, gevoel
Slide 30 - Quiz
Juf Monique vraagt jou om een boekje voor ouders/verzorgers te maken met ideeën voor gezonde maaltijden. Je hebt het volgende gerecht bedacht:
Maaltijd: zalm met wokgroenten, gebakken in vloeibaar bak-en-braadvet. Toetje: magere kwark met fruit Drinken: water Er ontbreekt nog iets uit de Schijf van Vijf, namelijk uit het vak:
A
Brood, graanproducten en aardappelen
B
Dranken
C
Smeer- en bereidingsvetten
D
Zuivel, noten, vis, peulvruchten, vlees en ei
Slide 31 - Quiz
A
De nagelplaat
B
Halve maan
C
De vrije boord
D
De nagelwal
Slide 32 - Quiz
Hoort bij kinderen rond 2 jaar, zoals met een autootje spelen.
Kinderen spelen naast elkaar, zonder interactie.
Kinderen imiteren, zoals vader en moedertje.
DIngen maken met blokken.
Samenspelen.
Samenwerken in een spel. Regels en afspraken maken.
Kind kijk toe, maar speelt niet mee.
Functioneel
Parallel
Fantasie
Constructief
Associatief
coöperatief
Toekijkend
Slide 33 - Drag question
De nagelplaat is verdikt. Wat wordt hier bedoeld?
A
Nagelgroeven
B
Kalknagels
C
Hoornnagels
D
Ingegroeide nagels
Slide 34 - Quiz
Hier zie je een...…...motoriek
A
Fijne motoriek
B
Grove motoriek
C
Algemene motoriek
D
Kleine motoriek
Slide 35 - Quiz
Wat houdt motoriek in:
A
Motoriek is het vermogen om te bewegen.
B
Is een soort van emotie.
C
Motoriek is het vermogen om te denken.
D
Motoriek is een speelgoed.
Slide 36 - Quiz
Is de beweging een fijne of een grove motoriek? Kies de juiste woorden.