This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Windrichtingen en luchtdrukgebieden
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je de verschillende windrichtingen en hun effecten begrijpen.
Aan het einde van de les kun je de concepten van hoge- en lagedrukgebieden en hun invloed op het weer uitleggen.
Aan het einde van de les kun je de luchtstroom volgens de wet van Buys Ballot verklaren.
Slide 2 - Slide
This item has no instructions
Wat weet je al over windrichtingen en luchtdrukgebieden?
Slide 3 - Mind map
This item has no instructions
Windrichtingen
Poolwinden: Winden die van de polen naar de evenaar waaien.
Westenwinden: Winden die van west naar oost waaien.
Passaatwinden: Winden die van de subtropen naar de evenaar waaien.
Slide 4 - Slide
This item has no instructions
Luchtdrukgebieden
Hogedrukgebieden: Gebieden met een relatief hogere luchtdruk.
Lagedrukgebieden: Gebieden met een relatief lagere luchtdruk.
Slide 5 - Slide
This item has no instructions
Luchtstroom volgens Buys Ballot
De wet die stelt dat de wind in het noordelijk halfrond vanuit het noorden waait en afwijkt naar het oosten.
De wet die stelt dat de wind in het zuidelijk halfrond vanuit het zuiden waait en afwijkt naar het westen.
Slide 6 - Slide
This item has no instructions
Definitielijst
Poolwinden: Winden die van de polen naar de evenaar waaien.
Westenwinden: Winden die van west naar oost waaien.
Passaatwinden: Winden die van de subtropen naar de evenaar waaien.
Hogedrukgebieden: Gebieden met een relatief hogere luchtdruk.
Lagedrukgebieden: Gebieden met een relatief lagere luchtdruk.
Luchtstroom volgens Buys Ballot: De wet die stelt dat de wind in het noordelijk halfrond vanuit het noorden waait en afwijkt naar het oosten, en in het zuidelijk halfrond vanuit het zuiden waait en afwijkt naar het westen.
Slide 7 - Slide
This item has no instructions
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 8 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 9 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 10 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.