Boodschappen

• NT2
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Boodschappen 

Doelen les

Je leert nieuwe woorden rondom het thema boodschappen.

Je leert om een boodschappenlijstje te maken.

Je leert wat je moet zeggen bij de kassa (als er tijd over is)

Waar denk je aan bij boodschappen?

Woorden boodschappen

https://nt2methodes.nl/static/opweg/v1/scos/les10/

Wat zie je?

• Wat is het verschil?
• Is er een lijstje beter dan de andere?
• Zo ja, waarom?

Een boodschappenlijstje maken

Je geeft een feest voor 10 mensen. Zorg dat je:

- minimaal 15 producten koopt;
- ook gezonde producten koopt;
- netjes en duidelijk schrijft. 

Je mag het chromebook gebruiken om woorden op te zoeken of om te vertalen.

En nu aan de slag!

Klaar? Lezen in je leesboek!

Hoe willen jullie betalen?
Wij willen graag ..........

1. kassa
2. pinnen
3. de bon
4. geld

U kunt betalen bij de ......................

1. kassa
2. pinnen
3. pinpas
4. geld

Papiergeld en munten zijn ....................

1. kassa
2. pinnen
3. pinpas
4. geld

Ik heb geen geld mee. Ik betaal met mijn ...................

1. kassa
2. pinnen
3. pinpas
4. geld

Wat zeg je als je naar huis gaat?

1. Prima
2. Hallo
3. Hoi
4. Tot ziens

Waar stop je de boodschappen in? (twee antwoorden mogelijk)

1. Een plastic tas
2. Een handdoek
3. Een ei
4. Een mandje

Wat zie je op de foto?

1. De tomaten
2. Het brood
3. De appels
4. De crackers

Wat zie je op de foto?

1. Een ei
2. Een ui
3. Een bal
4. Een citroen

Wat zie je op de foto?

1. De koffie
2. De thee
3. De melk
4. De limonade

Wat zie je op de foto?

1. Het zout
2. De peper
3. De kruiden
4. De suiker

Het boodschappenlijstje

Terugblik:

Welke nieuwe woorden hebben jullie geleerd?
Hoe zien jullie boodschappenlijstjes eruit?
Zijn de woorden goed geschreven?

Het boodschappenlijstje inleveren bij mij! :)

Deze les was................

😒🙁😐🙂😃

Het boodschappenlijstje schrijven vond ik ...............

😒🙁😐🙂😃

Het boodschappenlijstje schrijven vond ik ...............

1. moeilijk
2. makkelijk
3. moeilijk en makkelijk

Wat was moelijk?

1. Niks
2. Het goed schrijven van de woorden
3. Het verzinnen van de woorden
4. Het opzoeken van de vertaling

Wat was makkelijk?

1. Niks
2. Het goed schrijven van de woorden
3. Het verzinnen van de woorden
4. het opzoeken van de vertaling