Week 29 nov - 3 dec les 2

Bonjour!
- Comment ça va? Comment vous vous appelez? Vous avez quel âge? 

- Corriger les devoirs
- Iets nieuws en super belangrijks!!! 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bonjour!
- Comment ça va? Comment vous vous appelez? Vous avez quel âge? 

- Corriger les devoirs
- Iets nieuws en super belangrijks!!! 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

Regelmatige werkwoorden
- Wat zijn dat? 

- Welke (onregelmatige!) werkwoorden heb je tot nu toe al helemaal in het Frans geleerd (van welke heb je dus voor alle personen een vorm geleerd)? 

Slide 3 - Slide

Regelmatige werkwoorden
Regelmatige werkwoorden zijn werkwoorden met een vaste stam en per persoon een uitgang, zodat alle regelmatige werkwoorden (van een groep) hetzelfde gaan. 

Je kent nu alleen être en avoir (zijn en hebben) - die zijn onregelmatig - ze hebben geen vaste stam of uitgangen, alle vormen zijn anders. 

Slide 4 - Slide

Wat klopt er niet? 
Stel - een Franstalig jongetje of meisje wil Nederlands leren en maakt de volgende zinnen: 

Ik leren Nederlands. Dat zijn er moeilijk - mijn leraar zeggen dat ik goed mijn best doen. 

Wat gaat er dan mis? Kun je de fouten verbeteren? 

Slide 5 - Slide

Wat klopt er niet? 
Ik leren Nederlands moet natuurlijk worden Ik leer Nederlands en zo ook de rest. 

Dat noem je vervoegen. Anders laat je het werkwoord gewoon in het "hele werkwoord" staan en dat mag niet. 

Slide 6 - Slide

In het Nederlands: 

zoeken (hele werkwoord)
stam: zoek
Ik zoek
Jij zoekt
Hij zoek
Wij zoeken
Jullie zoeken 
Zij zoeken
In het Frans: 

  • chercher (hele werkwoord)
  • stam: cherch
  • Je cherche
  • Tu cherches
  • Il cherche
  • Nous cherchons
  • Vous cherchez
  • Ils cherchent 

Slide 7 - Slide

Dit werkt bij alle werkwoorden op -er 
<-- Ik doe er een paar voor op het bord --> 

Ezelsbruggetje voor de uitgangen: 

Een eskimo eet ons ezeltje enthousiast. 
(Daarvoor moet je wel haarfijn de volgorde van je, tu, il/elle, nous, vous, ils/elles uit je hoofd kennen, anders heb je er niks aan!) 

Slide 8 - Slide

Hoe zeg je in het Frans: luisteren?
A
écouter
B
rigoler
C
adorer

Slide 9 - Quiz

Hoe zeg je in het Frans: dol zijn op?
A
écouter
B
rigoler
C
adorer

Slide 10 - Quiz

Hoe zeg je in het Frans: een grapje maken?
A
écouter
B
rigoler
C
adorer

Slide 11 - Quiz

Even onthouden: 
We hebben drie hele werkwoorden gezien: 
écouter
rigoler
adorer 

Wat wordt de stam?

Slide 12 - Slide

Hoe zeg je in het Frans: ik ben dol op?
A
J'adore
B
J'adores
C
Tu adores
D
Il adore

Slide 13 - Quiz

Hoe zeg je in het Frans: jij bent dol op?
A
J'adore
B
J'adores
C
Tu adores
D
Il adore

Slide 14 - Quiz

Hoe zeg je in het Frans: wij zijn dol op?
A
Elle adore
B
Nous adorons
C
Tu adores
D
Vous adorez

Slide 15 - Quiz

Hoe zeg je in het Frans: je maakt een grapje?
A
Tu écoutes
B
Tu rigoles
C
Tu rigoler
D
Tu écouter

Slide 16 - Quiz

Hoe zeg je in het Frans: zij maakt een grapje?
A
Tu rigole
B
Elle rigoler
C
Elle rigoles
D
Elle rigole

Slide 17 - Quiz

Hoe zeg je in het Frans: ik luister
A
J'écoute
B
Elle écouter
C
Elle écoutes
D
J'écoutes

Slide 18 - Quiz

Hoe zeg je in het Frans: zij luisteren
A
J'écoute
B
Elle écoute
C
Ils écoutent

Slide 19 - Quiz

Les devoirs: 
Herhalen voca 4 (TB p. 37)
Leren Expressions + woordjes “L’habitation” (TB p. 33 - let op, andere Expressions dan vorige week!)

Maken: ex. 8, 9 en 10 (WB p. 45-46)
Ik wil per se dat je schrijft!!! 


Slide 20 - Slide