What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
VMBO 3 par 3.3 Geld lenen kost geld
Krediet
Krediet = Lenen = sparen achteraf
Lening moet je terugbetalen = Aflossen
Naast de aflossing betaal je ook rente = Rente is de vergoeding voor de lening
1 / 25
next
Slide 1:
Slide
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
This lesson contains
25 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Krediet
Krediet = Lenen = sparen achteraf
Lening moet je terugbetalen = Aflossen
Naast de aflossing betaal je ook rente = Rente is de vergoeding voor de lening
Slide 1 - Slide
Leenmotieven
Slide 2 - Slide
Hypothecaire lening in een plaatje
H
ypothecaire
lening
Voor de hypotheek betaal je rente en aflossing.
30 jaar lang
Slide 3 - Slide
Consumptief krediet
Een lening aan
consumenten
heet een
CONSUMPTIEF KREDIET
Voor consumenten heb je verschillende leningen:
Persoonlijke lening (
terugbetalen in aantal vaste termijnen
)
Doorlopend krediet (
leent tot kredietlimiet, betaalt over wat je leent
)
Koop op afbetaling (
koopt en betaalt in termijnen
)
Huurkoop (
huurt eerst en koopt erna
)
Salariskrediet/
Rood
staan (
in de min staan op je rekening)
Slide 4 - Slide
Soorten consumptief krediet
Slide 5 - Slide
Samenvatting
wat is een lening
wat zijn leenmotieven
hoe werkt een hypothecaire lening (vooruitblik_
wat is een consumptief krediet en welke vormen zijn er
Slide 6 - Slide
welk consumptief krediet heeft over het algemeen de hoogste rente
A
huurkoop
B
rekening courant krediet
C
persoonlijke lening
D
doorlopend krediet
Slide 7 - Quiz
Wat is het belangrijkste verschil tussen een persoonlijke lening en een doorlopend krediet?
A
Een persoonlijke lening is alleen voor jou.
B
Een persoonlijke lening heeft een hogere rente
C
Een doorlopend krediet heeft een hogere rente
D
Bij een doorlopend krediet kan je eenmaal afbetaalde bedragen weer opnieuw opnemen.
Slide 8 - Quiz
Hoe noem je een consumptief krediet waarbij je de afgeloste bedragen opnieuw mag lenen tot een afgesproken kredietlimiet?
A
Persoonlijke lening
B
Salariskrediet
C
Hypothecaire lening
D
Doorlopend krediet
Slide 9 - Quiz
Vul het juiste woord in:
bij een hypotheek is de rente ........ dan bij een consumptief krediet
A
hoger
B
lager
Slide 10 - Quiz
Voorbeelden Consumptief krediet.... (meer antwoorden kunnen goed zijn)
A
Doorlopend Krediet
B
Persoonlijke lening
C
Salariskrediet
D
Hypothecaire lening
Slide 11 - Quiz
We hebben te maken met een consumptief krediet als...
A
je geld leent voor een aankoop van een duurzame consumptie
B
je geld leent voor het kopen van een woning
C
je geld leent om een onverwachte gebeurtenis op te vangen
Slide 12 - Quiz
Een ander woord voor lening is krediet
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quiz
Wat is geen consumptief krediet?
A
Salariskrediet
B
Creditsaldo
C
Persoonlijke lening
D
Doorlopend krediet
Slide 14 - Quiz
Hoe noem je een krediet dat je afsluit voor de aankoop van een huis?
A
Persoonlijke lening
B
Salariskrediet
C
Hypothecaire lening
D
Doorlopend krediet
Slide 15 - Quiz
Wat is krediet?
A
De vergoeding voor het gebruik van het geld van de bank
B
De rente en de aflossing samen
C
Een ander woord voor lening
D
Het bedrag dat je betaalt om je lening af te lossen
Slide 16 - Quiz
Wat is een doorlopend krediet?
A
Je kan tot een maximaal bedrag lenen. Dit mag je in delen of in een keer opnemen.
B
Rood staan
C
Je leent een bedrag en betaalt in gelijke termijnen terug
D
Leasen
Slide 17 - Quiz
Bij welke vorm van consumptief krediet kun je rood staan?
A
Persoonlijke lening
B
Doorlopend krediet
C
Rekening-courantkrediet
D
Koop op afbetaling
Slide 18 - Quiz
wat is geen consumptief krediet
A
huurkoop
B
hypothecaire lening
C
persoonlijke lening
D
doorlopend krediet
Slide 19 - Quiz
Krediet is een ander woord voor??
A
Lening
B
Salaris
C
Rente
D
Goederen
Slide 20 - Quiz
Wat is géén vorm van consumptief krediet?
A
Hypotheek
B
Doorlopend krediet
C
Persoonlijke lening
D
Koop op afbetaling
Slide 21 - Quiz
Je kunt verschillende redenen hebben om te lenen. Dit noem je ...
A
Leenredenen
B
Leenmotivatie
C
Leenmotieven
D
Lening
Slide 22 - Quiz
Mark wil graag een nieuwe telefoon kopen.
Zijn vader heeft deze maand geld tekort vanwege de aanbetaling van de vakantie.
Van welke twee leenmotieven is hier sprake?
A
tijdelijk geld tekort, onverwacht dringend geld tekort
B
tijdelijk geldtekort, aanschaf duurzaam consumptiegoed
C
onverwacht dringend geld, aanschaf duurzaam consumptiegoed
D
tijdelijk geldtekort, aanschaf huis
Slide 23 - Quiz
Hoeveel leenmotieven zijn er?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 24 - Quiz
Als je geld leent voor de aankoop van duurzame consumptiegoederen zoals een nieuwe keuken of auto noem je .
A
persoonlijke lening
B
consumptief krediet
C
koop op afbetaling
D
leenmotieven
Slide 25 - Quiz
More lessons like this
Lenen
January 2019
- Lesson with
23 slides
by
Economics
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3,4
economie voor vmbo
3.3 Geld lenen kost geld
October 2018
- Lesson with
31 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Eieren voor je geld
3.3 Geld lenen kost geld!
September 2018
- Lesson with
30 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 3
Eieren voor je geld
2.3 Lenen is betalen!
August 2018
- Lesson with
34 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Eieren voor je geld
2.3 Lenen is betalen!
August 2018
- Lesson with
35 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
Eieren voor je geld
VMBO3 par 3.3 Geld lenen kost geld
November 2021
- Lesson with
36 slides
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
VMBO 3 par 3.3 Geld lenen kost geld
November 2021
- Lesson with
41 slides
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
HV3: Geld lenen kost geld
November 2022
- Lesson with
36 slides
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3