Les verbes en "ER"

Het Franse regelmatige werkwoord op "er"
Doel van de les :
de regelmatige werkwoorden op er goed vervoegen.

Aan het einde van deze les begrijp jij hoe Franse regelmatige werkwoorden op er vervoegd worden.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Het Franse regelmatige werkwoord op "er"
Doel van de les :
de regelmatige werkwoorden op er goed vervoegen.

Aan het einde van deze les begrijp jij hoe Franse regelmatige werkwoorden op er vervoegd worden.

Slide 1 - Slide

Het Frans regelmatige werkwoord op "er"
De meeste werkwoorden eindigen in het Frans op de letters 
"er"
Als je deze letters weghaalt, dan houd je de  STAM  van het werkwoord over.
Achter de stam komt een UITGANG.
 

Slide 2 - Slide

le verbe "donner" [ geven]
"Donner" is hier een hele werkwoord, zo vind je dit woord in een woordenboek.

Slide 3 - Slide

le verbe "donner"
en nu gaan we "donner " vervoegen.

Maar eerst : ken jij nog alle persoonlijk voornaamwoord in het Frans ?
Schrijf nu in je schrift alle 9 persoonlijke  voornaamwoorden.
Kijk  Bron H blz 48 als jij het niet meer weet !

Slide 4 - Slide

le verbe donner
Dus nu ken jij de persoonlijk voornaamwoorden weer :

JE/J'   TU   IL/ ELLE/ ON   NOUS   VOUS    ILS /ELLES

Controleer in je schrift !  

Slide 5 - Slide

le verbe donner blz 72 TB
je donn 
 tu donnes
il/elle/on donne
nous donnons
vous donnez
ils/ elles donnent

Slide 6 - Slide

het regelmatige werkwoord op "er"

Jij gaat nu ook andere Franse  regelmatige werkwoorden  leren  en vervoegen :
aimer, préférer, adorer, détester,
manger, aider, habiter, chercher,
parler, regarder,marcher , trouver...


Slide 7 - Slide

Het regelmatige werkwoord op "er"
chercher [ zoeken ]
je cherch  
tu cherches,
il/elle/on cherche
nous cherchons
vous cherchez
ils/elles cherchent

Slide 8 - Slide

Het regelmatige werkwoord op "er"
LET OP :
in plaats van een persoonlijk voornaamwoord kan er ook een naam of een zelfstandig naamwoord staan
Bijvoorbeeld :
Julien  mange une pizza
Julien et Géraldine mangent le chocolat.

Slide 9 - Slide

het regelmatige werkwoord op "er"
Nu ben jij aan de beurt !
Schrijf in je schrift de vervoegingen van  de werkwoorden 
aimer en habiter en van een zelf gekozen werkwoord. 

Denk aan de persoonlijke voornaamwoorden vóór elke vorm van het werkwoord !

Slide 10 - Slide

Het regelmatige werkwoord op "er"
Ben je nu klaar voor een quiz ?

Slide 11 - Slide

wat is de juiste uitgang ?
A
je donnes
B
tu donnes
C
il donnent
D
elle donnez

Slide 12 - Quiz

Wat is de juiste uitgang ?
A
il cherche
B
elle cherchent
C
vous cherchons
D
nous cherchez

Slide 13 - Quiz

waar is de juiste uitgang ?
A
Pierre aimer le café
B
Pierre aimez le café
C
Pierre aime le café
D
Pierre aimes le café

Slide 14 - Quiz

Waar is de juiste uitgang ?
A
Tu parle français ?
B
Tu parlez français ?
C
Tu parlons français ?
D
Tu parles français ?

Slide 15 - Quiz

Waar is de juiste uitgang ?
A
Nous adorons le coca
B
nous adorez le coca
C
vous adorent le coca
D
ils adores le coca

Slide 16 - Quiz

wat is de juiste combinatie ?
A
tu détestez le thé
B
je détestons le thé
C
nous déteste le thé
D
ils détestent le thé

Slide 17 - Quiz

wat is de juiste combinatie ?
A
Papa et Maman regarde le film
B
Papa et Maman regardent le film
C
Papa et Maman regardez le film
D
Papa et Maman regardes le film

Slide 18 - Quiz

mes deux soeurs .....une quiche
A
prépare
B
préparent
C
prépares
D
préparons

Slide 19 - Quiz

Zoek naar het juiste werkwoord.
Jean-Claude vraagt
A
JC cherche
B
JC trouve
C
JC demande
D
JC mange

Slide 20 - Quiz

nous ......à faire des crêpes
A
aidez
B
aide
C
aidons
D
aident

Slide 21 - Quiz