This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Voorlichting, advies en instructie
Voorlichting, advies en instructie
Slide 1 - Slide
Hoe vaak per werkdag geef je voorlichting - advies - instructie?
A
nooit
B
1 x
C
3x
D
4 x of meer
Slide 2 - Quiz
Doel van een voorlichting
1. Vergroten van de kennis van de zorgvrager.
2. Verminderen van de onzekerheid en angst bij de zorgvrager.
3. Goede voorlichting zorgt voor beter geïnformeerde zorgvragers.
Slide 3 - Slide
Advies
Adviseren betekent dat je deskundige suggesties en raad geeft.
Je geeft advies over:
Leef- en gedragsregels
Hulpmiddelen
Behandeling of therapie
Onderzoek
Slide 4 - Slide
Instructie geven
Doelen zijn:
* leef- en gedragspatronen aanleren
* met hulpmiddelen leren omgaan
* ADL vaardigheden leren uitvoeren
* verpleegtechnische vaardigheden aanleren
Slide 5 - Slide
Je leert een reumatische zorgvrager hoe hij de traplift moet bedienen=
A
Advies
B
Voorlichting
C
Instructie
D
C en A
Slide 6 - Quiz
Je legt aan een bedlegerige zorgvrager uit dat zijn beenspieren zwakker worden, doordat hij ze te weinig gebruikt =
A
Advies
B
Voorlichting
C
Instructie
D
A en C
Slide 7 - Quiz
Je vertelt aan een zorgvrager hoelang het duurt voor hij de uitslag van een onderzoek krijgt.
A
Advies
B
Voorlichting
C
Instructie
D
C en B
Slide 8 - Quiz
Vertellen welke hulpmiddelen er allemaal mogelijk zijn om beter te kunnen lopen
A
Advies
B
Voorlichting
C
Instructie
D
A en B
Slide 9 - Quiz
Aandachtpunten voorlichting
G
Het doel is dat de zorgvrager zijn gedrag vrijwillig verandert.
Slide 10 - Slide
Aandachtspunten bij het geven van Advies
1. Sluit aan bij het zorgplan
2. Sluit met jouw advies aan bij wat de zorgvrager al weet en wat hij kan begrijpen
3. Geef de adviezen op het juiste tijdstip.
4. Betrek de familie bij het advies.
> WGBO!
Slide 11 - Slide
Aandachtspunten instructie
Iedere zorgvrager leert op zijn eigen manier.
De ene zorgvrager wil een voorbeeld zien, terwijl de andere zorgvrager zelf oplossingen zoekt.
Een zorgvrager wil graag direct iets uitproberen, maar een andere zorgvrager wil eerst begrijpen wat hij moet gaan doen voordat hij begint.
Als je instructie geeft, houd je daar rekening mee. Je sluit aan bij de mogelijkheden en behoeften van de zorgvrager.
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Jij bent als verzorgende in de wijk bij mevrouw Bos. Mevrouw valt regelmatig, jij wil mevrouw voorlichten over het dragen van de rode knop/personenalarmering. Mevrouw Bos wil er (nog) niet aan, ze zegt: ''ik ben altijd zelfstandig geweest''.
Waar richt jij jouw voorlichting op?
timer
0:10
A
Begrijpen
B
Willen
C
Openstaan
D
Doen
Slide 15 - Quiz
De fysiotherapeut zegt tegen meneer de Groot: 'Nu u geopereerd bent aan uw hart, is uw lichaam in principe weer goed in staat om te bewegen. U hoeft dus niet meer bang te zijn om te bewegen.'' Op welke doel richt deze voorlichting zich?
timer
0:30
A
Gedragsdoel
B
Houdingsdoel
C
Kennisdoel
Slide 16 - Quiz
De tandarts zegt tegen mevrouw Wit: 'U kunt voorkomen dat u gaatjes krijgt door drie keer per dag uw tanden te poetsen in plaats van één keer per dag.'' Op welke doel richt deze voorlichting zich?
timer
0:30
A
Gedragsdoel
B
Houdingsdoel
C
Kennisdoel
Slide 17 - Quiz
De verzorgende zegt tegen een zorgvrager met diabetes: 'Het hormoon insuline zorgt ervoor dat het bloedsuikergehalte in orde blijft. Bij diabetes heeft het lichaam te weinig insuline.' Op welke doel richt deze voorlichting zich?
timer
0:10
timer
0:30
A
Gedragsdoel
B
Houdingsdoel
C
Kennisdoel
Slide 18 - Quiz
Algemene aandachtspunten
Aan wie ga je voorlichting geven
Waarom je voorlichting wil gaan geven
Wat je wil gaan vertellen
Op welke wijze je iets wil gaan vertellen
Waar ga je de voorlichting geven
Wanneer je voorlichting gaat geven
Wie gaat de voorlichting geven
Slide 19 - Slide
Communicatie methodieken
Luisteren, samenvatten, doorvragen
Pictogrammen, tekeningen
Open vragen, gesloten vragen stellen
Motiverende gespreksvoering
Oplossingsgerichte gespreksvoering
Zorgdossier/heen en weer schrift en ?
Slide 20 - Slide
Wanneer kies je voor het gebruik van pictogrammen?
A
Mensen die moeite hebben met lezen
B
Mensen die moeite hebben met schrijven
C
Mensen die moete hebben met begrijpen
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 21 - Quiz
Wanneer gebruik je motiverende gespreksvoering
A
Voorlichting over gezond eten
B
Advies over beste kaas om te eten bij dieet
C
Instructie over het gebruik weegschaal
D
Geen van allen
Slide 22 - Quiz
Wanneer gebruik je oplossingsgerichte gespreksvoering?