1.1 Woordsoorten en 1.2 Zinsdelen 3F

Nederlands
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Nederlands

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Waar gaat deze les over denk je?
In tweetallen:
  1. Schrijf de onderstaande zinnen op.
  2. Benoem de woordsoorten die je (nog) kent.

Hij bestelt de boeken in de webshop.

Hij heeft de boeken besteld.

Hij heeft de bestelde boeken binnen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

LESDOEL
Elk woord in een zin kun je benoemen.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

1. Grammatica 
Hoofdstuk  1.1 Woordsoorten (blz. 254 e.v.)


Hoofdstuk 1.2 Zinsdelen (blz. 260 e.v.)


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Lesdoel
  • Je herkent verschillende woordsoorten.
  • Je weet waarom het belangrijk is om de woordsoorten te kennen.
  • Je weet wat de persoonsvorm, het onderwerp en het gezegde in de zin is. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Werkwoorden

1. persoonsvorm
2. infinitief
3. voltooid deelwoord
4. tegenwoordig deelwoord


Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Onderstreep alle ww's

Slide 7 - Slide

Deze tekst komt uit een logistiek lesboek van de studenten. De tekst is in de OneDrive opgeslagen.
De persoonsvorm (pv)
In elke zin staat een persoonsvorm. 
                               
                    De pv kan van tijd veranderen. Het werkwoord dat van                      tijd verandert, is de persoonsvorm.

De jongen fietst naar school.
De jongen fietste naar school.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Infinitief (inf)
De infinitief is het hele werkwoord.

 


 

Marthijs wil zijn theorie-examen de eerste keer halen.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Het voltooid deelwoord (vd)





Vandaag hebben we hard gewerkt.
Het bedrag wordt zo snel mogelijk overgemaakt.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Wat is de pv in deze zin?
Je kunt een nieuw vervoersbewijs aanvragen op de website.

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Wat is de infinitief in deze zin?
Je kunt een nieuw vervoersbewijs aanvragen op de website.

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Wat is de pv in deze zin?
Wegens ziekte heb ik de aanvraag uitgesteld.

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Wat is het vd in deze zin?
Wegens ziekte heb ik de aanvraag uitgesteld.

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Lw, znw, (stoffelijk) bnw

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Video

This item has no instructions

Voorzetsels
  • Persoonsvorm
  • Infinitief
  • Voltooid deelwoord
  • Tegenwoordig deelwoord

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Taalverzorging 1.1
Maak opdracht 1, 2, 3 en 4, blz 255


KLAAR?
Maak online van Taalverzorging-H1.1. woordsoorten 
opdracht 1 en 2


timer
15:00

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

1.2 Zinsdelen

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Sleep de woorden uit deze zin naar het juiste vak. 

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

bijwoordelijke bepaling
gezegde
Onderwerp
Morgen
geef
ik
mijn verlofuren
de  teamleider
online
door.

Slide 21 - Drag question

This item has no instructions

Persoonsvorm (pv)
Je hebt eerst de persoonsvorm nodig. Die vind je door de zin in een andere tijd te zetten.​ 

                       Het werkwoord dat van tijd verandert, is de persoonsvorm.



Vandaag krijgen de nieuwe medewerkers hun bedrijfskleding.
Vandaag kregen de nieuwe medewerkers hun bedrijfskleding.



Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Gezegde (gez)


                                        de persoonsvorm en alle andere werkwoorden

 ​

Stefan eet vaak hamburgers.
Stefan heeft vaak hamburgers gegeten.
Amal heeft van zijn spaargeld een nieuwe scooter kunnen kopen.



Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Wat is in deze zin het gezegde?
Onderweg zijn veel treinreizigers aan het whatsappen.
A
onderweg
B
zijn aan het whatsappen
C
zijn

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Wat is in deze zin het gezegde?
Ik zoek de gegevens van dat bedrijf op.
A
ik
B
zoek
C
zoek op
D
de gegevens

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

We maken samen 

opdracht 1 en 2

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Onderwerp (ond)
Het onderwerp vind je door te vragen: 
                                                             
                                                   wie/wat + gezegde?​

 ​

Vandaag krijgen de nieuwe medewerkers hun bedrijfskleding.
                                                 Wie krijgen?
                                                 de nieuwe medewerkers




Slide 27 - Slide

This item has no instructions

We maken samen 
  opdracht 3

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Lijdend voorwerp
het lijdend voorwerp vind je door te vragen:
                  
                              Wie of wat + gezegde+ onderwerp?

Voorbeeld:
Erik heeft Miriam begeleid.
vraag: Wie of wat heeft Erik begeleid?   lijdend vw = Miriam

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Meewerkend voorwerp
Een woord(groep) is een meewerkend voorwerp als je er 
aan (of voor) voor kunt zetten én als je aan/voor kunt weglaten.

Voorbeeld:
Bijna elke gast geeft deze ober een fooi.
Stuur je mij een offerte?
De afspraak komt ons goed uit.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Bijwoordelijke bepaling
De bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen als:
Waar, wanneer, hoe, waarheen, waardoor, waarom?

Voorbeeld:
De auto staat in de parkeergarage.
De studenten gingen met de bus naar het sportcomplex.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

En nu alles door elkaar
Schrijf de zinnen op, zet strepen tussen de zinsdelen en benoem de zinsdelen.

  1. Niels bracht zijn stage vorig jaar in Tanzania door.
  2. De opleiding tot ambachtelijk slager wordt al vele jaren aangeboden op het mbo.
  3. De arts beloofde hem te allen tijde de waarheid te vertellen.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Volg de stappen! 
Zoek de...
1. pv (tijd veranderen)
2. gez (alle ww in een zin)
3. ow (wie of wat + gez)
4. lv (wie of wat + gez + ow) 
5. mw (aan/voor wie + gez + ow (+ lv)) 
6. bwp (plaats, tijd, richting, manier). 

-> 4,5,6 zitten niet altijd in een zin. 

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag 1.2


Maak online extra opdracht 5 en 6.




timer
15:00

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Heb je nog vragen of is alles duidelijk?

Slide 36 - Poll

This item has no instructions