Lidwoord, zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord

lidwoord 
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
1 / 35
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 5

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

lidwoord 
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Slide

Lesdoelen 
Aan het einde van de les kan je:
  • lidwoorden herkennen.
  • het zelfstandig naamwoord herkennen.
  • het bijvoeglijk naamwoord herkennen. 

Slide 2 - Slide

Lidwoord

Slide 3 - Slide

Lidwoorden
  1. De (bepaald lidwoord)
  2. Het (bepaald lidwoord)
  3. Een (onbepaald lidwoord)

De vader en het kind zitten in een vliegtuig.



Slide 4 - Slide

Lidwoord

Noem de drie lidwoorden:

Slide 5 - Open question

Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen.
Schrijf 3 werkwoorden.

Slide 6 - Open question

het
de
een
Onbepaald lidwoord
Bepaald lidwoord

Slide 7 - Drag question

Slide 8 - Video

Het zelfstandig naamwoord

Slide 9 - Slide

Bedenk een zelfstandig naamwoord

Slide 10 - Open question

Wat is het zelfstandig naamwoord?

De jongen loopt.
A
de
B
jongen
C
loopt

Slide 11 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord?

De school is open.
A
de
B
school
C
is
D
open

Slide 12 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord?

Die meisjes zijn heel populair.
A
die
B
meisjes
C
zijn
D
populair

Slide 13 - Quiz

Hij heeft een rood t-shirt aan.

Wat is het zelfstandig naamwoord?
A
Hij
B
heeft
C
rood
D
t-shirt

Slide 14 - Quiz

Cathy heeft mooie oorbellen in.

Wat is het zelfstandig naamwoord
A
heeft
B
mooie
C
oorbellen
D
in

Slide 15 - Quiz

Devaio is een slimme jongen.

Wat is het zelfstandig naamwoord?
A
een
B
is
C
slimme
D
jongen

Slide 16 - Quiz

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

- vertelt meer over een zelfstandig naamwoord

- staat in de buurt van een zelfstandig naamwoord


- het spannende boek

- een spannend boek

- het boek is spannend

Slide 17 - Slide

De
verkoper
Glimlacht
Werkwoord
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord

Slide 18 - Drag question

Bijvoeglijk naamwoord

* Zegt iets over een zelfstandig naamwoord

* Staat vóór een zelfstandig naamwoord

Slide 19 - Slide

Waar staat het bijvoeglijk naamwoord meestal?
A
achter het zelfstandig naamwoord
B
voor het zelfstandig naamwoord

Slide 20 - Quiz

Saar draagt een blauwe spijkerbroek.

wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
Saar
B
draagt
C
blauwe
D
spijkerbroek

Slide 21 - Quiz

aardig
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 22 - Quiz

houten
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 23 - Quiz

mooi
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 24 - Quiz

Noa is een hardwerkende leerling.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
Noa
B
is
C
hardwerkende
D
leerling

Slide 25 - Quiz

Zayd is een knappe jongen.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
Zayd
B
knappe
C
jongen
D
is

Slide 26 - Quiz

Kautar heeft mooi zwart haar.

Wat zijn de bijvoeglijk naamwoorden?
A
Kautar
B
mooi
C
zwart
D
haar

Slide 27 - Quiz

Amir is een grappige jongen.

Wat is het zelfstandig naamwoord?
A
Amir
B
is
C
een
D
jongen

Slide 28 - Quiz

Siraj heeft rode schoenen aan.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
rode
B
Siraj
C
schoenen
D
aan.

Slide 29 - Quiz

Daan is een lieve jongen.

Wat is het zelfstandig naamwoord?
A
Daan
B
jongen
C
lieve
D
is

Slide 30 - Quiz

Joey kan prachtige verhalen vertellen.

Wat is het zelfstandig naamwoord?
A
Joey
B
prachtige
C
verhalen
D
vertellen

Slide 31 - Quiz

Jerry heeft altijd lekkere dingen mee.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
heeft
B
lekkere
C
dingen
D
mee

Slide 32 - Quiz

Dylan heeft prachtige krullen.

Wat is het zelfstandig naamwoord?
A
krullen
B
prachtige
C
Dylan
D
heeft

Slide 33 - Quiz

Ik weet nu goed wat lidwoorden, zelfstandig naamwoorden en bijvoeglijk naamwoorden zijn.
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll

Lesdoelen 
Nu kan je:
  • lidwoorden herkennen.
  • het zelfstandig naamwoord herkennen.
  • het bijvoeglijk naamwoord herkennen. 

Slide 35 - Slide