Engels Chapter 7.3

1 / 19
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Chapter 7.3
*Recap Chapter 7.1 +7.2 Grammar
Woordvolgorde/Future

Chapter 7.3 Famous people
*Theory:hoofdgedachte etc.
*Grammar: relative clauses
*Make Exercises 3+Grammar 14+4 
Next week: 
Knowledge Test Chapter 7

Slide 2 - Slide

Grammatica: woordvolgorde
wie-doet-wat-waar-wanneer

onderwerp-werkwoord-lijdendvw-plaats-tijd

Slide 3 - Slide

Correct or incorrect ?

Did you eat in a restaurant last night a pizza?

Slide 4 - Slide

Woordvolgorde:
Jack came late yesterday to the party of his friend.
A
Jack came to the party late yesterday of his friend.
B
Jack came of his friend late to the party yesterday.
C
Jack came late to the party of his friend yesterday.

Slide 5 - Quiz

Woordvolgorde:
What were yesterday the race the people during watching ?
A
What were the people doing yesterday the race?
B
What were the race yesterday the people doing?
C
What were the people doing yesterday during the race?
D
What were the people doing during the race yesterday?

Slide 6 - Quiz

Grammar: Future
Hoe maak je deze zin in de "Future" ?
Peter...................(start) his new job at the lab next week.

Slide 7 - Open question

FUTURE: optie 1
1. Present con­tinu­ous: iets is afge­sproken, ge­p­land of gere­geld – het ge­beurt binnen­kort op een afge­sproken tijd­stip.

Bijvoorbeeld:
I am start­ing my new job next week.
The rugby team is play­ing in the semi-fi­nal next week.


Slide 8 - Slide

Grammar: Future
Hoe maak je deze zin in de "Future" ?
It ..................(go) to rain tomorrow according to the weather report.

Slide 9 - Open question

FUTURE: optie 2
2. am/is/are + go­ing to + het hele werkwoord: 
Iemand is iets van plan, of je doet een voor­spelling waar­voor je be­wijs hebt.

Bijvoorbeeld:
Ac­cord­ing to the weath­er fore­cast, it’s go­ing to be a sunny day. 
(voor­spelling met be­wijs).
The Prime Min­is­ter is go­ing to dis­cuss the is­sue at the next meet­ing. (plan)

Slide 10 - Slide

Grammar: Future
Hoe maak je deze zin in de "Future" ?
My friend and I ..................(visit) Paris in the future..

Slide 11 - Open question

FUTURE: optie 3
3. shall of will + het hele werkwoord:

be­loft­es, aankondi­gin­gen en be­sluiten
voor­spellin­gen waar je geen be­wijs voor hebt
Bij I en we in bevesti­gende en ontkennende zinnen mag je shall en will beide gebruiken.
Bij I en we moet je shall gebruiken wan­neer je een vraag stelt (je doet een aan­bod of voor­stel).
Char­lotte is not sure they will like her pro­pos­al.
(voor­stel zon­der be­wijs)
We will not (won’t) at­tend / shall not (shan’t) at­tend the hear­ing to­mor­row.
Shall I get you a cup of tea?
Shall we go on foot?







Slide 12 - Slide

Chapter 7.3
Famous people
Hoofdgedachte in een tekst. Stel je jezelf de volgende vragen.

Is er een rode draad? Wat komt telkens terug? Let hierbij ook op kernwoorden. Dat zijn woorden die in elke alinea voorkomen en die de essentie van de tekst bevatten. Als je de betekenis van deze woorden niet goed begrijpt, zoek je die op in een woordenboek.
Wat wil de schrijver je meegeven?
Welk probleem (of gevoel of idee) wordt bespreekbaar gemaakt?

Slide 13 - Slide

Chapter 7.3 
Relative clauses
( betrekkelijke bijzinnen)

Slide 14 - Slide

Relative clauses: who, which, that
Pilots should not be allowed to fly.
Pilots, who often drink, should not be allowed to fly.
The cars will be towed away.
The cars, which are damaged, will be towed away.
Th girl that we met yesterday is a doctor.
---------------------------------------------------------------
who: bij personen
which: bij dieren en dingen
that:personen, dieren en dingen

Slide 15 - Slide

Make exercises 3+grammar 14+4

Slide 16 - Slide

Chapter 7.1+7.2+7.3
*Vocabulary En-Ned

*Grammar: check powerpoints
Future
Relative clauses

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide