Les 5: Een web van woorden

Les 5: Een web van woorden
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Les 5: Een web van woorden

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Waaraan denk je bij het volgende woord?
Antwoord met één woord.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

ZOET

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

ROOD

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

VOETBAL

Slide 5 - Mind map

This item has no instructions

BIER

Slide 6 - Mind map

This item has no instructions

Oef 4 p. 34
  1. Lees de tekst "Een netwerk van associaties"
  2. Beantwoord de vragen.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

a. Hoe ontstaat een netwerk van associaties?
Inleiding + alinea 1
Woorden staan nooit op zichzelf, ze roepen altijd associaties op met andere woorden. Die woorden roepen op hun beurt ook weer associaties op. Zo kan je een netwerk van associaties tekenen, waarin alle woorden met elkaar verbonden zijn.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

c. Welke typische woorden vervullen de functie van hub?
einde alinea 2
Dat zijn vooral woorden die eigenschappen en kleuren uitdrukken, maar ook woorden als 'eten', 'water', 'dier', 'zomer'.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

d. Hoe verliep het onderzoek en hoe werden de resultaten verwerkt?
begin alinea 3
De onderzoekers verzamelden voor 45000 Nederlandse woorden associaties. Dat gebeurde via het internet. De deelnemers gaven bij twintig willekeurige woorden telkens drie associaties. Associaties die maar één keer genoemd werden, zijn niet in het netwerk opgenomen.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

e. Waarom zijn vroeg geleerde woorden belangrijk in de opbouw van het metaal lexicon?
einde alinea 4
Een kind begint met een heel kleine set van woorden. Wat er vervolgens gebeurt, kan je vergelijken met iets wat je vaak ziet gebeuren in de economie: iemand die veel geld heeft, trekt ook veel geld aan, en iemand die veel connecties heeft, trekt veel nieuwe connecties aan. Woorden die centraal zijn, komen dus steeds centraler te staan. De betekenis van later geleerde woorden wordt opgehangen aan de betekenis van woorden die er al zijn. Anders bevinden die zich in het luchtledige. Daardoor nemen die vroege woorden een speciale positie in.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Oef 6 p. 35
Maak een woordveld rond "maaltijden".

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

MAALTIJDEN

Slide 13 - Mind map

This item has no instructions

Mentaal lexicon: belangrijke begrippen
  • synoniemen, antoniemen, homoniemen, polysemie (bv. pad = wandelweg, levensweg)

  • hyponiem en hyperoniem

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Hyponiemen van huis

Slide 15 - Mind map

hyponiem = altijd een soort t.o.v. hyperoniem

bv. Een minirok is een soort rok, een rok is een soort kledingstuk.