3V Spelling blok 4: samenstellingen

1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesdoelen

Spelling:

- Je kunt langere samenstellingen correct spellen.

- Je weet wanneer je woorden los of aaneen schrijft.

- Je weet welke tussenletters je gebruikt bij samenstellingen.

Slide 2 - Slide

(belanden) jouw oude telefoon in een la zodra je een nieuwe hebt?

Slide 3 - Open question

Sinds 2007 zijn er al zo'n tien miljard smartphones (produceren).

Slide 4 - Open question

Het (gebeuren) vaak dat zo'n telefoon amper twee jaar wordt gebruikt.

Slide 5 - Open question

Slecht een deel wordt daarna (recyclen).

Slide 6 - Open question

Los of aaneenschrijven?

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Aaneenschrijven of los?

1 Samenstellingen die één betekenis hebben, schrijf je aaneen (behalve bij getallen of tekens)

lageloonlanden, hogedrukreiniger, langeafstandloper, @-teken, 50 eurobiljet

2 Splitswerkwoorden (scheidbaar samengestelde werkwoorden)

pianospelen, stukmaken, opgerookt

3 Combinaties van een voorzetsel met bijwoord of twee bijwoorden schrijf je aaneen

eroverheen, waardoor, daarboven


Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Tussenletters bij samenstellingen

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

seconde + wijzer =
A
secondenwijzer
B
secondewijzer

Slide 16 - Quiz

rogge + brood =
A
roggenbrood
B
roggebrood

Slide 17 - Quiz

spin + web=
A
spinnenweb
B
spinneweb

Slide 18 - Quiz

dronken + lap =
A
dronkenlap
B
dronkelap

Slide 19 - Quiz

Je schrijft een tussen-n wanneer...
A
het linkerdeel van het woord eindigt op -en
B
het linkerdeel van het woord een zelfstandig naamwoord is
C
het linkerdeel van het woord een zelfstandig naamwoord is en eindigt op -en
D
Geen van bovenstaande antwoorden is goed

Slide 20 - Quiz

Wat is de eerste stap die je moet zetten om te zien of het woord geschreven moet worden met een tussen-n
A
Je splitst het woord op.
B
Je kijkt of het een meervoud heeft op -en.
C
Je kijkt of er bijzonderheden zijn.
D
Je kijkt of het eerste woord een zn is.

Slide 21 - Quiz

Hoe schrijf je dit woord
A
Zonnebril
B
Zonnenbril

Slide 22 - Quiz

Met of zonder tussen-n?
A
kattebak
B
kattenbak

Slide 23 - Quiz

Met of zonder tussen-n?
A
hogeschool
B
hogenschool

Slide 24 - Quiz

Met of zonder tussen-n?
A
spinnenwiel
B
spinnewiel

Slide 25 - Quiz

Waarom schrijf je maneschijn zonder tussen-n?
A
Je hebt er maar 1 van.
B
Het eerste woord heeft 2 meervouden.
C
Het woord heeft alleen een meervoud op -s.
D
Het juiste antwoord staat er niet tussen.

Slide 26 - Quiz

Waarom schrijf je horlogemaker zonder tussen-n?
A
Je hebt er maar 1 van.
B
Dit woord heeft twee meervouden.
C
Het woord heeft alleen een meervoud op -s.
D
Het juiste antwoord staat er niet tussen.

Slide 27 - Quiz

Aan elkaar of los?
twaalf duizend
A
aan elkaar
B
los

Slide 28 - Quiz

Aan elkaar of los?
drie miljard
A
aan elkaar
B
los

Slide 29 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
lange termijn planning
B
langetermijnplanning
C
lange termijnplanning
D
langetermijn planning

Slide 30 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
adembenemende voorstelling
B
adembenemendevoorsteling
C
adem benemende voorstelling
D
adem benemendevoorstelling

Slide 31 - Quiz

Zelfstandig werken
Sneller klaar? Prima!
Optie A: ga verder met de volgende les spelling
Optie B: ga lezen in je leesboek.
Optie C: werk aan een ander vak.

Slide 32 - Slide

Heb jij de doelen van deze les behaald?

Ja
Nee

Slide 33 - Poll