Hoofdstuk 4 Nig

■ Hoe gaat het?
■ afspreken
■ voorstellen
■ reageren
■ 'zullen'
■ e - ee
 Op straat
4
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsWOStudiejaar 6

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

■ Hoe gaat het?
■ afspreken
■ voorstellen
■ reageren
■ 'zullen'
■ e - ee
 Op straat
4

Slide 1 - Slide

Hoe gaat het?
Het gaat wel. 
Hoe is het met jou?
Heel goed.
Alles goed?
Prima. 
En met jou?
Met mij ook.
Hoe is het?
Goed. 
En jij?
Super.
Hoe maakt u het?
Goed. Dank u.
Met u alles goed?
Ja, dank u.

Slide 2 - Slide

Alles goed?
A
Het gaat wel.
B
Ja, leuk.

Slide 3 - Quiz

Kom je na de vakantie naar de film kijken?
A
Nee, ik heb al een afspraak.
B
Ja, goed idee.

Slide 4 - Quiz

Zullen we de 29ste afspreken?
A
Ja, lekker.
B
Ja, dat kan.

Slide 5 - Quiz

Ga je mee naar de winkel?
A
Nee, ik kan niet.
B
Ja, heel goed.

Slide 6 - Quiz

Zal ik betalen?
A
Ja, leuk.
B
Ja, prima.
C
Ja, dank je
D
Dat is aardig!

Slide 7 - Quiz

Zullen (1)

Slide 8 - Slide

toekomst
vragen om advies
sterke wil van de spreker
inleven in een situatie
zullen
promise
proposal
probability
future
ask for advice
strong will of the speaker
empathize with a situation
belofte
voorstel
waarschijnlijkheid

Slide 9 - Slide

Zullen (1)
voorstel
belofte 
waarschijnlijkheid
Wil van de spreker
Futurum
Inleven in een situatie

Slide 10 - Slide

voorstellen
Wat zullen we doen?
Zullen we...?
Zal ik...?

Slide 11 - Slide

Ik 
jij 
u
hij 
zij
hen
wij
jullie
zij
zal
(zult/zal )- zul/zal jij?
zal
zal
zal
zal
zullen
zullen
zullen
Wat zullen we doen?
Zullen we...?
Zal ik...?

Slide 12 - Slide

Ik 
jij 
u
hij 
zij
hen
wij
jullie
zij
zal
(zult/zal )- zul/zal jij?
zal
zal
zal
zal
zullen
zullen
zullen
Wat zullen we doen?
Zullen we...?
Zal ik...?

Slide 13 - Slide

Zullen we ...?
Zullen we iets afspreken?
Zullen we morgen in een pizzeria eten?
Ga je mee (naar) ...?
Ga je mee naar de kantine?
Ga je mee naar Venetië?
Heb je zin om ...?
Heb je zin om morgen om 11:00 uur koffie te drinken?
Heb je zin om dit weekend naar Amsterdam te gaan?
Zullen we ...
Ga je mee...
Heb je zin om ...

Slide 14 - Slide

belofte
voorstel
waarschijnlijkheid
toekomst
vragen om advies
sterke wil van de spreker
inleven in een situatie
irrealis
wens
beleefde vraag
advies geven
herinneren aan een afspraak
van horen zeggen
mogelijkheid

irrealis
wish
polite question
advice
remind you of an appointment
hearsay
possibility
zullen
zouden

Slide 15 - Slide

belofte - 2
voorstel - 1
waarschijnlijkheid - 3
toekomst
vragen om advies
sterke wil van de spreker
inleven in een situatie
H 13
H 14
promise
proposal
probability
zullen

Slide 16 - Slide

Schrijf vijf activiteiten op in je 'agenda'. 
Houd je afspraken geheim (secret).

Slide 17 - Slide

Maak een verlanglijstje 
(wishlist)
substantieven
verjaardag
sinterklaas
kerst

Slide 18 - Slide

Ik koop ...
Koop je ... ? 
Welk(e) / Wanneer ...?
Zondag ...
Zal ik ...?
timer
5:00
1 hoofdzin
2 vraagzinnen (open en gesloten)
1 hoofdzin met inversie
1 zin met zullen (voorstel)

Slide 19 - Slide

huiswerk
Maak 5 zinnen met de substantieven op je verlanglijstje.
Maak 2 vragen met de woorden uit hoofdstuk 4.
Bekijk de video over 'zullen'

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Schrijf vijf activiteiten op in je 'agenda'. 
Houd je afspraken geheim

Slide 24 - Slide

uitspraak

Slide 25 - Slide

huiswerk
Leer de woorden uit de woordenlijst van Hoofdstuk 4
Bekijk de video over 'zullen'

Slide 26 - Slide