Woorden met ch en cht

1 / 10

Slide 1: Slide

SpellingBasisschoolGroep 6

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Lesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Woorden met ch en cht

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?

Propjes werkvorm
Uitleg
Werken in snappet

Doel

Aan het einde van les weet je dat woorden met ch en cht weetwoorden zijn.

Ik leer hoe ik woorden met ch en cht moet spellen.

Slide 2 - Slide

Werkvorm propjes

In twee tallen

Slide 3 - Slide

Controleren:

Lag = Lach Aantogt = Aantocht

Opdragt = Opdracht Ligaam = Lichaam

Peg = Pech Kragt = Kracht

Bogt = Bocht Magt = Macht

Zorch = Zorg Vrugt = Vrucht

Belagelijk = Belachelijk Vogt = Vocht

Zaach = Zaag Lugt = Lucht

Zigzelf = Zichzelf Agt = Acht

Ligt = Licht Stopligt = Stoplicht

Slide 4 - Slide

Weetwoorden:

Hoor je na een korte klank -g dan schrijf je het meestal met -ch of -cht

Bijvoorbeeld:

Pech

Vrachtwagen

Lichaam

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Aan de slag!

Maken les 28F

Klaar?

Ga verder aan je werkpakketen of kom een woordzoeker halen.

Vraag?

Steek even je vinger op

timer

4:00

Slide 10 - Slide

Woorden met ch en cht

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

More lessons like this

categorie 2 - ch en cht

categorie 2 - ch en cht

categorie 2 - ch en cht

Kern les 77

Woorden met ch

26. Blok 5 week 1 les 2 -ch en -cht

NU Ned 1F 2F Deel B H4 2 f-ie-ch-achtervoegsels-y-k-g-weetwoorden

7 Spelling Thema 5 les 1+2