2HV een vraag stellen

Een vraag stellen
Deel 1: zonder vraagwoord

Deel 2: met vraagwoord
1 / 16
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Een vraag stellen
Deel 1: zonder vraagwoord

Deel 2: met vraagwoord

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Stéphane
12 ans
Paris
1 frère
Welke vraag kan je Stéphane stellen?
A
Tu aimes le coca?
B
Quelle est ta matière préférée?
C
Tu habites où?
D
Tu as une soeur?

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Léa
2 soeurs
déteste le coca
aime la géographie
Welke vraag kun je Léa stellen?
A
Tu as deux soeurs?
B
Tu as quelles matières le mardi?
C
Tu as un frère?
D
Tu habites où?

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Het vraagteken

Tu es malade.

Tu es malade?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Est-ce que (1)
Tu es malade?

Est-ce que tu es malade?

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Est-ce que (2)
Est-ce que tu es malade?

Est-ce qu'il est malade?

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Een vraag stellen
Deel 1: zonder vraagwoord

Deel 2: met vraagwoord

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Een vraag stellen
  • Vragen zonder een vraagwoord:
Ben je ziek?

  • Vragen met een vraagwoord:
Hoe ziek ben je?

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Vraagwoorden:
pourquoi = waarom
qui = wie
qu'est-ce que = wat

Vraagwoorden:
où = waar
quand = wanneer
comment = hoe
combien = hoeveel


Slide 9 - Slide

This item has no instructions


vertaal:

A
waar
B
wanneer
C
hoe
D
waarom

Slide 10 - Quiz

VOORUITBLIK -> vragen stellen met een vraagwoord

vertaal:
combien
A
waar
B
wanneer
C
hoeveel
D
waarom

Slide 11 - Quiz

VOORUITBLIK -> vragen stellen met een vraagwoord
Met vraagwoord (1)

Comment tu t'appelles?

Tu t'appelles comment?

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

 vraagwoord (2) + est-ce que 

Comment est-ce que tu t'appelles?
Ou est-ce que tu habites?

vraagwoord + est-ce que + gewone zin

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Kies het goede vraagwoord.
____ elle a?
- Elle a mal à la tête.
A
combien
B
comment
C
pourqoui
D
qu'est-ce que

Slide 14 - Quiz

VOORUITBLIK -> vragen stellen met een vraagwoord
Kies het goede vraagwoord.
____ ça va?
- Ça va bien, merci!
A
B
comment
C
combien
D
quand

Slide 15 - Quiz

VOORUITBLIK -> vragen stellen met een vraagwoord
Ik kan een vraag stellen in het Frans.
A
🥳
B
😭
C
😏

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions