Chapitre5:een vraag stellen

1 / 30
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

jammer
evenwichtig
overal
het advies
de plek
gelijk hebben
behalve
vanwege
het doel
dankzij
dommage
équilibré(e)
avoir raison
l'endroit
le conseil
sauf
partout
à cause de
le but
grâce 1a

Slide 3 - Drag question

Tu fais du sport?
Tu es en bonne santé?
Qu'est-ce que tu fais comme sport?
Est-ce que tu manges bien?
Non, je ne fais pas du sport.
Non, je suis toujours malade.
Je fais de la natation.
Oui, je mange beaucoup de légumes.

Slide 4 - Drag question

Grammaire et écrire:

Een vraag stellen

Slide 5 - Slide

L'objectif:



Aan het einde van deze les kun je:

Kun je een vraag stellen in het Frans

Slide 6 - Slide

Grammaire et écrire
  • ouvre ton livre (p36)
  • en classe ex 30 

Slide 7 - Slide

Grammaire et écrire
  • ouvre ton livre (p36)
  • en classe ex 30 

Slide 8 - Slide

Een vraag stellen

In het Frans maak je een zin op 3 manieren vragend:

Slide 9 - Slide

Een vraag stellen

In het Frans maak je een zin op 3 manieren vragend:

1 Door een vraagteken achter de zin te plaatsen

                    exemple:  Tu es malade?    = Ben je ziek?

Slide 10 - Slide

Een vraag stellen

In het Frans maak je een zin op 3 manieren vragend:

2 Door est-ce que voor de zin te plaatsen

             exemple:  Est-ce que tu es malade?    = Ben je ziek?

Slide 11 - Slide

Een vraag stellen

2 Door est-ce que voor de zin te plaatsen:

Let op: que => qu'il wanneer het wordt gevolgd door een klinker

Exemple: Est-ce qu'elle est malade?              Is zij ziek?

Slide 12 - Slide

Een vraag stellen

In het Frans maak je een zin op 3 manieren vragend:

3 Door inversie

             exemple:  Est-tu malade?    = Ben je ziek?

Slide 13 - Slide

Dus:

  1. een ?                                             Il est malade?
  2. dmv est-ce que                         Est-ce qu'il est malade?
  3. omdraaien ond                          Est-il malade?
Au boulot: Faire ex 30c/30d
timer
3:00

Slide 14 - Slide

Corriger

Slide 15 - Slide

Corriger

Slide 16 - Slide

Een vraag stellen

Maar je kan een zin ook vragend maken mbv een vragend vnw

Slide 17 - Slide

Welke vraagwoorden
ken je nog?

Slide 18 - Mind map

quand
comment
combien
Pourquoi
Qui
Que
waar
wanneer
hoe
hoeveel
Waarom
Wie
Wat

Slide 19 - Drag question

Vul het juiste vraagwoord in :
Tu es ..... ? Je suis dans la cuisine.
A
pourquoi
B
qu'est-ce que
C
quand
D

Slide 20 - Quiz

Welk vraagwoord is correct?
……… vas-tu à la fête de Yann?
A
comment
B
C
qui
D
quand

Slide 21 - Quiz

Welk vraagwoord is hier nodig?
Ton anniversaire, c’est ... ?
A
pourquoi
B
qui
C
combien
D
quand

Slide 22 - Quiz

Welk vraagwoord past in de zin:
" ... tu détestes l'anglais?"
A
quand
B
pourquoi
C
qu'est-ce que
D
qui

Slide 23 - Quiz

Een vraag stellen

Maar je kan een zin ook vragend maken mbv een vragend vnw

Slide 24 - Slide

Een vraag stellen

Maar je kan een zin ook vragend maken mbv een vragend vnw:

où / quand / comment / combien / pourquoi / qui / qu'est-ce que

Slide 25 - Slide

Een vraag stellen

Maar je kan een zin ook vragend maken mbv een vragend vnw:

où / quand / comment / combien / pourquoi / qui / qu'est-ce que

Je zet het vragend vnw meestal vooraan de zin

Slide 26 - Slide

Een vraag stellen

Comment tu t'appelles?
Pourquoi tu es venu?

Maar het kan ook met est-ce que:
Comment est-ce que tu t'appelles?

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Ik kan nu een vraag maken in het Frans
0100

Slide 29 - Poll

Extra oefeningen
https://www.languagesonline.org.uk/French/Grammar/Questions/5.htm

Slide 30 - Slide