Oefen SO Politiek 3.1 t/m 3.5

Hoe gaat het met je?!?

1 / 24
next
Slide 1: Open question
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoe gaat het met je?!?

Slide 1 - Open question

Oefen SO Politiek 3.1 t/m 3.5

Slide 2 - Slide

Wie horen bij de overheid?
A
Nederlanders die mogen stemmen.
B
Nederlanders die belasting betalen.
C
Politici en ambtenaren.
D
Politici en kiezers.

Slide 3 - Quiz

Bij een indirecte democratie:

A
kiest de bevolking politici die voor hen besluiten nemen.
B
stemt de bevolking zelf over elk besluit.
C
kiest de bevolking in een referendum de volksvertegenwoordigers.
D
nemen de kiezers en de volksvertegenwoordigers samen in een referendum de besluiten.

Slide 4 - Quiz

Passief kiesrecht betekent dat:

A
politici over wetten stemmen.
B
maar weinig mensen gaan stemmen.
C
je bij verkiezingen mag gaan stemmen.
D
mensen bij verkiezingen op jou kunnen stemmen.

Slide 5 - Quiz

Een rechtse politieke partij wil zo veel mogelijk …………………. voor de burgers.
Welk woord of welke woorden kun je hier het beste invullen?

A
eigen verantwoordelijkheid.
B
regels.
C
een actieve overheid.
D
uitkeringen.

Slide 6 - Quiz

Als twee partijen een compromis sluiten, dan:

A
krijgt de grootste partij van de twee haar zin.
B
krijgt de kleinste partij van de twee haar zin.
C
komen ze niet tot een echte oplossing.
D
geven ze allebei een beetje toe.

Slide 7 - Quiz

Welke waarden passen het beste bij de sociaaldemocraten?

A
Economische en persoonlijke vrijheid.
B
Solidariteit en gelijkwaardigheid.
C
Naastenliefde en geloof.
D
Macht en rijkdom.

Slide 8 - Quiz

Het liberalisme vindt het vooral belangrijk dat:
A
het verschil tussen arm en rijk kleiner wordt.
B
burgers voldoende vrijheid moeten krijgen.
C
geld, macht en kennis eerlijk worden verdeeld.
D
in de samenleving naastenliefde een belangrijke waarde is.

Slide 9 - Quiz

Welke politieke partij is een christen-democratische partij?

A
CDA.
B
PvdA.
C
D66.
D
VVD.

Slide 10 - Quiz

De regering is het dagelijks bestuur van ons land. Wie zitten er in de regering?
1. De ministers.
2. De staatssecretarissen.
3. De leden van de Tweede Kamer.
4. De koning.
A
1 en 3 zitten in de regering.
B
1 en 4 zitten in de regering.
C
2 en 3 zitten in de regering.
D
2 en 4 zitten in de regering.

Slide 11 - Quiz

Wie is het staatshoofd van Nederland?

A
De koning.
B
De minister-president.
C
De staatssecretaris.
D
De voorzitter van de Tweede Kamer.

Slide 12 - Quiz

In ………………. staan de jaarlijkse inkomsten en uitgaven van ons
land voor volgend jaar. Welke woorden zijn weggelaten?

A
het regeerakkoord.
B
de troonrede.
C
de miljoenennota.
D
de grondwet.

Slide 13 - Quiz

Waaruit bestaat het parlement?
A
De regering en het kabinet.
B
De Eerste Kamer en de koning.
C
De Eerste en Tweede Kamer.
D
De ministers en staatssecretarissen

Slide 14 - Quiz

Wat zijn de hoofdtaken van het parlement?
1. Stemmen over wetsvoorstellen.
2. Ministers controleren.
3. Ministers en staatssecretarissen kiezen.
4. Wetten uitvoeren.

A
1 en 2.
B
1 en 3.
C
2 en 3.
D
3 en 4.

Slide 15 - Quiz

De Tweede Kamer mag ook zelf wetsvoorstellen doen. Dit is het:

A
recht van interpellatie.
B
motierecht.
C
recht van initiatief.
D
stemrecht.

Slide 16 - Quiz

Nederland is een parlementaire democratie omdat:
A
er vrije verkiezingen zijn.
B
ons land een grondwet heeft.
C
er geheime verkiezingen zijn.
D
het parlement de macht heeft.

Slide 17 - Quiz

Een rechtsstaat is een land waar:

A
de rechters de belangrijkste beslissingen nemen.
B
de bevolking de eindbeslissing neemt over wetsvoorstellen.
C
de rechten en plichten van de burgers en de overheid zijn vastgelegd.
D
het parlement de aangenomen wetten uitvoert.

Slide 18 - Quiz

Nederland heeft ruimt 17 miljoen inwoners. Waarom is het dan handiger dat Nederland een indirecte democratie heeft?


Slide 19 - Open question

In Nederland zijn verkiezingen vrij én geheim. Leg uit wat dit betekent.

Slide 20 - Open question

Kijk naar de afbeeldingen. 
Welke afbeelding hoort niet in het rijtje thuis? 
Leg je antwoord uit in de volgende slide. 

A
B
C
D

Slide 21 - Slide

Kijk naar de afbeeldingen. Welke afbeelding hoort niet in het rijtje
thuis? Leg je antwoord uit.

Slide 22 - Open question

Overheid moet mensen met schulden sneller helpen
A
Christen-democraten
B
Sociaal-democraten
C
Liberalen

Slide 23 - Quiz


Oproep: behoud winkelsluiting tijdens kerst, Pasen en Pinksteren!
A
Christen-democraten
B
Sociaal-democraten
C
Liberalen

Slide 24 - Quiz