ESO - event security officer

ESO - event security officer
oefenvragen
1 / 47
next
Slide 1: Slide
ExcelBeroepsopleiding

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

ESO - event security officer
oefenvragen

Slide 1 - Slide

Een goede b
Een goede beroepshouding hebben is belangrijk als beveiliger. De volgende vragen gaan hier over.

Slide 2 - Slide

Pro-actief zijn betekent:
A
Onopvallend zijn zodat bezoekers niet door hebben dat er op ze wordt gelet.
B
Vooruitkijken, op tijd handelen en voorkomen dat iets uit de hand loopt.
C
Afwachten of een ruzie uit de hand loopt zodat er niet onnodig mee bemoeit word.
D
Veel lopen rondom jouw vaste post zodat je ook de omgeving eromheen goed in de gaten kan houden.

Slide 3 - Quiz

Repressief optreden betekent:
A
Je ziet er netjes en verzorgd uit.
B
Je grijpt in bij ongewenst gedrag van bezoekers om dit zo snel mogelijk op te lossen.
C
Je bent vriendelijk naar bezoekers en helpt hun bij vragen.
D
Je rent hard en opvallend naar mensen toe die je drugs ziet gebruiken, pakt dit af en brengt ze naar de politie.

Slide 4 - Quiz

Om te zorgen dat een evenement soepel en veilig verloopt worden er verschillende voorzorgmaatregelen getroffen. De volgende vragen gaan hier over.

Slide 5 - Slide

Aan het begin van een evenement wordt er bij de entree in een bezoeker haar tasje gekeken. Hoe noemen we dit?
A
Privaatrechtelijke oppervlakkige veiligheidsfouillering
B
Onderzoek aan lichaam en kleding
C
Visitatie
D
Migratie

Slide 6 - Quiz

Als beveiliger mag je altijd een oppervlakkige privaatrechtelijke veiligheidsfouillering doen op een evenement. Ook al wilt de bezoeker dit niet.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

JUISTE ANTWOORD
Als beveiliger mag je NOOIT verplicht een privaatrechtelijke oppervlakkige veiligheidsfouillering doen. Dit is altijd vrijwillig en vraagt hier voor toestemming van de bezoeker. Willen ze niet gefouilleerd worden dan kan toegang geweigerd worden voor het evenement.

Slide 8 - Slide



ZIN 1: Een beveiliger mag een persoon bij betrappen op heterdaad aanhouden.
ZIN 2: Een beveiliger mag een persoon nooit staande houden
Welke zin is juist?
A
ZIN 1
B
ZIN 2
C
Beide zijn onjuist
D
Beide zijn juist

Slide 9 - Quiz

Wat is een accreditatiesysteem?
A
Toegangssysteem die door middel van röntgenstraling ziet of mensen metalen voorwerpen bij zich hebben.
B
Toegangssysteem gebruikmakend van passen en/of polsbandjes.
C
De constructie van hekwerk en mojo-barrièrs op een evenementen terrein voor de veiligheid van bezoekers.
D
Het versnellen van de uitstroom van mensen aan het einde van het evenement door het openen van meerdere nooduitgangen.

Slide 10 - Quiz

Een man heeft een proffesionele videocamera mee naar een evenement. Dit is niet toegestaan om mee naar binnen te nemen. Wat doe je?
A
Je neemt de videocamera in bewaring en geeft de man een afgiftebewijs. Hij kan het dan na afloop op komen halen.
B
Je verteld dat dit niet mee naar binnen mag en dat hij het moet terug brengen naar huis.
C
Je maakt voor deze keer een uitzondering maar verteld duidelijk dat het in het vervolg niet mag.
D
Je neemt de videocamera van de man in beslag.

Slide 11 - Quiz

Wat wordt er NIET gedaan bij de toegangscontrole?
A
Visitatie
B
Privaatrechtelijke oppervlakkige veiligheidsfouillering om te controleren op wapens en of drugs.
C
Checken op de juiste accreditatie
D
Onderzoek aan lichaam en kleding

Slide 12 - Quiz

Als beveiliger heb je dezelfde rechten als een burger.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Je ziet op het festivalterrein iemand harddrugs innemen. Dit is niet toegestaan. Wat doe je?
A
Je rent naar deze persoon toe, pakt de drugs af en neemt dit mee naar huis.
B
Je rent naar deze persoon toe, pakt de drugs af en brengt dit naar de drugskluis.
C
Je loopt naar deze persoon toe, en houdt deze persoon aan. Hij of zij moet direct overgedragen worden aan de politie.
D
Je loopt naar deze persoon toe, en houdt deze persoon staande.

Slide 14 - Quiz



ZIN 1: Als beveiliger mag je iemand staande houden.
ZIN 2: Als beveiliger mag je iemand aanhouden.
Welke zin is juist?
A
ZIN 1
B
ZIN 2
C
Geen van beide
D
Beide zinnen zijn correct

Slide 15 - Quiz

Wat is crowd management?
A
Voorkomen dat er iets mis kan gaan op een festival door vooraf te plannen en analyseren.
B
Het uit elkaar halen van vechtende mensen om de situatie weer onder controle te krijgen.
C
Het verdelen van groepen mensen tijdens een ontruiming.
D
Het maken van een rapportage na een festival over hoe de bezoekers zich hebben gedragen.

Slide 16 - Quiz

Wat is crowd control?
A
Reageren op een situatie om dit zo snel mogelijk op te lossen. Je handelt repressief.
B
Er voor zorgen dat mensen in 1 groep blijven bij elkaar en niet verspreid zijn op een festival.
C
Het vooraf inschatten van welke doelgroep op een festival af komt. Zoals leeftijd, uiterlijk en geslacht.
D
Het afstemmen van de versiering van een festival op de doelgroep.

Slide 17 - Quiz

Wat is een briefing?
A
Rapportage die in een brief staat voor de organisatie van een evenement. Hier in staat hoe alles is verlopen.
B
Service gerichte informatie die je krijgt van de leidinggevende voorafgaand aan een evenement. Dit bevat onder andere het bezoekersprofiel en de taken.
C
Het aantal verkochte tickets van een evenement wordt bijgehouden in de briefing. Zo kunnen ze bekijken hoeveel mensen niet komen opdagen.
D
Uitnodiging die de mensen ontvangen via een brief of mail voorafgaand aan een evenement. Hier staat alle informatie over het festival in.

Slide 18 - Quiz

Welke antwoorden zijn juist?
LET OP: 2 zijn juist!
A
In een beveiligingsplan staan alleen de betrekkingen tot de beveiliging van een evenement.
B
In een beveiligingsplan staan alle betrekkingen tot de veiligheid van een evenement.
C
In een veiligheidsplan staan alleen de betrekkingen tot de beveiliging van een evenement.
D
In een veiligheidsplan staan alle betrekkingen tot de veiligheid van een evenement.

Slide 19 - Quiz

In de openingsronde wordt er gekeken of al het personeel op de juiste plek staat. Nadat dit is gecontroleerd gaat het terrein open.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

JUISTE ANTWOORD
In de openingsronde wordt gekeken naar:
- zijn alle evacuatierondes vrij van obstakels?
- Liggen er ergens losse onderdelen?
- Kunnen de nooduitgangen open?
- Waar zijn brandblusmiddelen?
- Waar moeten in geval van een ontruiming de bezoekers heen?

Slide 21 - Slide

Lees de volgende kolommen door voor 5 minuten en leer deze uit je hoofd.
Lees de kolommen door voor 5 minuten en leer deze uit je hoofd. De volgende vragen gaan hierover. 

Slide 22 - Slide

Welk antwoord is correct geschreven volgens het NAVO-alfabet?
A
Gamma
B
Hotel
C
T-shirt
D
Papier

Slide 23 - Quiz

Welk antwoord is correct geschreven volgens het NAVO-alfabet?
A
Limo
B
Wacht
C
Eten
D
Kilo

Slide 24 - Quiz

Vul de juiste antwoorden in onder elkaar voor het NAVO-alfabet voor de letters: F - J - M- S- Y
F - J - M - S - Y

Slide 25 - Open question

Op een evenement kan altijd brand ontstaan. De volgende vragen gaan hier over.

Slide 26 - Slide

Brandklasse A is voor vaste stoffen (hout, papier & textiel)
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quiz

Met welk blusmiddel blus je brandklasse A (vaste stoffen) ?
A
Water, schuim & ABC-poeder
B
CO2
C
Blusdeken
D
Water & vetblusser

Slide 28 - Quiz

Brandklasse B is voor brandbare gassen (magnesium, aluminium & natrium)
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

JUISTE ANTWOORD
Brandklasse B is voor:
Vloeistoffen (olie, benzine, vetten)

Slide 30 - Slide

Met welk blusmiddel blus je brandklasse B (vloeistoffen) ?
A
Water, schuim & ABC-poeder
B
Blusdeken
C
Schuim, CO2 & ABC-poeder
D
D-poeder

Slide 31 - Quiz

Brandklasse C is voor elektrische branden (kunststoffen & pvc)
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quiz

JUISTE ANTWOORD
Brandklasse C is voor:
 Gassen (butaan, propaan & aardgas)

Slide 33 - Slide

Met welk blusmiddel blus je brandklasse C (gassen) ?
A
Water
B
Blusdeken
C
Vetblusser & D-poeder
D
CO2 & ABC-poeder

Slide 34 - Quiz

Brandklasse D is voor brandbare metalen (magnesium, aluminium & natrium)
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quiz

Met welk blusmiddel blus je brandklasse D (brandbare metalen) ?
A
D-poeder
B
ABC-poeder
C
Water
D
Blusdeken

Slide 36 - Quiz

Brandklasse F is voor oliën en vetten (frituurvet)
A
Waar
B
Niet waar

Slide 37 - Quiz

Met welk blusmiddel blus je brandklasse F (oliën en vetten) ?
A
Schuim
B
F-poeder
C
Vetblusser
D
CO2

Slide 38 - Quiz

Uit welke stoffen bestaat de lucht?
A
20% zuurstof, 80% stikstof
B
15% zuurstof, 75% stikstof, 5% overige gassen
C
21% zuurstof, 78% stikstof, 1 % overige gassen
D
50% zuurstof, 45% stikstof, 5% overige gassen

Slide 39 - Quiz

Wat is branddoorslag?
A
Het voorwerp begint met branden.
B
De brand verspreidt zich binnen een ruimte waarbij het ene voorwerp het andere voorwerp aansteekt.
C
De brand verspreidt zich van de ene ruimte in het gebouw naar een andere ruimte in het gebouw.
D
De brand verspreidt zich van het ene gebouw naar een ander.

Slide 40 - Quiz

Er zijn verschillende soorten beveiligingspassen. De volgende vragen gaan hier over

Slide 41 - Slide

Waarvoor staat de groene pas?
A
Particuliere rechercheur
B
Evenementenbeveiliger
C
Voetbalsteward in opleiding
D
Beveiliger in opleiding

Slide 42 - Quiz

Waarvoor is de grijze beveiligingspas?
A
particuliere beveiligingswerkzaamheden
B
evenementenbeveiliger
C
voetbalsteward
D
beveiliger in opleiding

Slide 43 - Quiz

De gele beveiligingspas is voor voetbalstewards
A
Waar
B
Niet waar

Slide 44 - Quiz

JUISTE ANTWOORD
De oranje beveiligingspas is voor voetbalstewards.
De gele beveiligingspas is voor particuliere rechercheurs.

Slide 45 - Slide

De blauwe beveiligingspas is voor horeca en/of evenementen beveiliger.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 46 - Quiz

EINDE OEFENTOETS
35 & 34 punten:       
33 t/m 30 punten:    
29 t/m 26 punten:    
25 t/m 22 punten:    
21 t/m 18 punten:    
17 t/m 14 punten:
13 t/m 10 punten:
9 t/m 6 punten:
5 t/m 2 punten:
1 & 0 punten: 
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
Wat is jouw cijfer?

Slide 47 - Slide