2H1 maandag 26 juni

Welkom!
Welkom 2Havo1
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Welkom 2Havo1

Slide 1 - Slide

Programma van de les 2 Havo 1
maandag 26 juni 2023
Programma:
  • Opening
  • Aanwezigheid
  • Spelling
  • Afsluiting 
Lesdoel:
Ik kan de persoonsvorm in samengestelde zinnen correct spellen

Slide 2 - Slide

Allereerst...
Is iedereen aanwezig?

Slide 3 - Slide

Hoofdletters en aanhalingstekens


Terugblik

Slide 4 - Slide

H O O F D L E T T E R:

1. Begin van een zin. Gelet op: ’s Avonds / Disneyfiguur.
2. Eigennamen. Gelet op: persoonsnamen. Voorletter/-naam bij? Schrijf voorvoegsels met kleine letters!  Ernst van de Heuvel, de heer E. van de Heuvel, de heer Van de Heuvel, mevrouw S. van de Heuvel-den Haan.
3. Bijvoeglijke naamwoorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid:
Belgische bonbons.














Slide 5 - Slide

kleine letter:

1. Samenstellingen met religieuze feesten: paasmaandag, kerstvakantie

2. Religies, stromingen en afleidingen daarvan: christendom, islamieten

3. Windstreken: het oosten, zuidwest

4. Seizoenen, maanden en periodes: herfst, november, de ijstijd.













Slide 6 - Slide

Aanhalingsteken:

1 Directe rede/citaten (let op de plaats van de aanhalingstekens en de andere leestekens):
– ‘Wil jij de vaatwasser even uitruimen?’, vroeg Iris aan haar zus.
– ‘Als je zaterdagavond bij restaurant De Brug wilt eten,’ zei Anton, ‘zou ik wel eerst reserveren. ’
– De heer Van Engelen vroeg aan een voorbijganger: ‘Weet u waar het station ligt?’

2. Titels:
- Olivier raadt mij aan om 'Wonder' van R.J. Palacio te lezen.

3. Het woord zelf wordt bedoelt en niet de betekenis:
– Veel mensen hebben moeite met de spelling van het woord ‘barbecue’.
























Slide 7 - Slide

GEEEN aanhalingsteken:


Je gebruikt geen aanhalingstekens bij de indirecte rede en bij gedachten:
– De heer Van Engelen vroeg aan een voorbijganger of hij wist waar het station is.
– Lente vroeg zich af: hoe kom ik onder dit afspraakje uit?
























Slide 8 - Slide

Persoonsvorm in samengestelde zinnen
Bladzijde 156 en 157

Slide 9 - Slide

Lees onderstaande zin. Wat gebeurt er met de persoonsvorm als je de zin vragend maakt?
Op het schoolplein dansten de leerlingen tot laat in de avond.
A
de pv komt achteraan te staan
B
de pv komt vooraan te staan

Slide 10 - Quiz

Lees onderstaande zin. Wat gebeurt er met de persoonsvormen als je de zin vragend maakt?
De scooter van Wim werd gestolen, toen hij een broodje kocht.
A
de ene pv vooraan te staan, maar de andere pv blijft achter in de zin staan
B
beide pv's komen vooraan in de zin te staan
C
niets

Slide 11 - Quiz

Even opfrissen
Een zin kan meerdere persoonsvormen hebben.
Een enkelvoudige zin is een zin met één persoonsvorm
Voorbeeld: Op het schoolplein dansten (pv) de leerlingen tot laat in de avond.

Een samengestelde zin is een zin met meer persoonsvormen.
Voorbeeld: De scooter van Isam werd (pv) gestolen, toen hij een broodje kocht (pv).

Slide 12 - Slide

Zo vind je de persoonsvormen in samengestelde zinnen.
Probeer alle werkwoorden van tijd te veranderen. De werkwoorden waarbij dat kan, zijn persoonsvormen, de andere werkwoorden zijn infinitief (hele werkwoord), voltooid deelwoord of onvoltooid deelwoord.

Dus de zin vragend maken is geen goed idee! Je vindt dan maar één persoonsvorm.

Slide 13 - Slide

Een voorbeeld
– De gemeenteraad heeft besloten dat de kleine dorpsschool wordt opgeheven als het leerlingenaantal nog verder zal teruglopen.
– De gemeenteraad had besloten dat de kleine dorpsschool werd opgeheven als het leerlingenaantal nog verder zou teruglopen.

De werkwoorden heeft, wordt en zal kun je van tijd veranderen en zijn dus persoonsvormen; besloten, opgeheven en teruglopen kun je niet van tijd veranderen en zijn dus geen persoonsvormen: besloten en opgeheven zijn voltooide deelwoorden en teruglopen is een infinitief.

Slide 14 - Slide

Oefenen
Even een paar quizvragen om te oefenen met het vinden van het aantal persoonsvormen.

Slide 15 - Slide

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Door het donkere bos liepen vreemde, groen geverfde mannetjes.
A
1
B
2
C
3

Slide 16 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Wil je een ijsje of wil je een kaassoufflé?
A
1
B
2
C
3

Slide 17 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Heb je het appje dat Floris gestuurd heeft, wel gelezen?
A
1
B
2
C
3

Slide 18 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Max' boodschap kun je niet verkeerd hebben begrepen, want die was erg duidelijk!
A
1
B
2
C
3

Slide 19 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Het kaassouffleetje dat ik gisteren at, was niet echt lekker, doordat het niet gaar was.
A
1
B
2
C
3

Slide 20 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Als je hard leert, ga je over naar de derde en dan krijg je een nieuwe spelcomputer.
A
1
B
2
C
3

Slide 21 - Quiz

De volgende afkortingen kom je tegen in je opdrachten:
afkorting
voorbeeld
pvtt = persoonsvorm  tegenwoordige tijd 
Annie zingt een liedje.
pvvt = persoonsvorm verleden tijd
Annie zong een liedje.
vd = voltooid deelwoord
Annie heeft een liedje gezongen.
inf = infinitief (hele werkwoord)
Annie wil een liedje zingen.
bn = bijvoeglijk naamwoord
Het gezongen liedje.

Slide 22 - Slide

Aan de slag
Hoofdstuk 5 Spelling
Bladzijde 156 en 157 opdracht 1 t/m 4
Klaar? Ga verder met bladzijde 184 en 185 los en aan elkaar schrijven

Slide 23 - Slide