signaalwoorden

signaalwoorden
Do you know them?
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

signaalwoorden
Do you know them?

Slide 1 - Slide

Kies het juiste signaalwoord:
She can only continue...... she starts to behave!
A
Also
B
If
C
So
D
However

Slide 2 - Quiz

Tot welke categorie horen deze woorden: despite, still, whereas en even so
A
Voorbeelden
B
Voorwaarde
C
Reden/Oorzaak
D
Tegenstelling

Slide 3 - Quiz

Kies het juiste signaalwoord:
He cheated on the exam...... he did not learn for it.
A
Because
B
Therefore
C
Besides
D
Such as

Slide 4 - Quiz

Tot welke categorie horen deze signaalwoorden: so, hence, that's why en thus
A
Tijd/ Volgorde
B
Tegenstelling
C
Gevolg/ Conclusie
D
Uitbreiding/ Opsomming

Slide 5 - Quiz

Kies het juiste signaalwoord:
He looks.... he might be sick
A
As a result
B
Now
C
Instead
D
As if

Slide 6 - Quiz

Kies het juiste signaalwoord:
..... I make my move, you are free to check the king.
A
While
B
Once
C
Until
D
And

Slide 7 - Quiz

Tot welke categorie horen deze signaalwoorden: too, indeed, first/second/ third en as well as
A
Uitbreiding/ Opsomming
B
Voorwaarde
C
Voorbeelden
D
Reden/ Oorzaak

Slide 8 - Quiz

Kies het juiste signaalwoord:
She was very fast...... her injury
A
Unless
B
Nevertheless
C
In spite of
D
Indeed

Slide 9 - Quiz

Kies het juiste signaalwoord:
My dog is learning new tricks, .......... he can sit , lie down and give a paw.
A
After all
B
Both.... and.....
C
As a result of
D
For example

Slide 10 - Quiz

Tot welke categorie horen deze signaalwoorden: before, earlier, until en initially
A
Tegenstelling
B
Tijd/ volgorde
C
Vergelijking
D
Voorbeelden

Slide 11 - Quiz

Kies het juiste signaalwoord:
she was angry. ....... she was furious.
A
Since
B
Moreover
C
In fact
D
Such as

Slide 12 - Quiz

Kies het juiste signaalwoord:
..... if I could, I wouldn't go
A
Or
B
After all
C
Too
D
Even

Slide 13 - Quiz

Tot welke categorie horen deze signaalwoorden: for, because en after all.
A
Reden/ Oorzaak
B
Gevolg/ Conclusie
C
Voorwaarde
D
Uitbreiding/ Opsomming

Slide 14 - Quiz

Kies het juiste signaalwoord:
We can ...... win, we just need to try harder
A
However
B
Despite
C
Still
D
Now

Slide 15 - Quiz

Kies het juiste signaalwoord:
He fell ill and ...... died.
A
Later
B
Instead
C
Initially
D
Eventually

Slide 16 - Quiz