2HV - Les 4 Bezittelijk voornaamwoord

Programa
  1. Controlamos los deberes
  2. Clases anteriores
  3. Bezittelijk voornaamwoord
  4. Leemos
  5. Deberes
1 / 24
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Programa
  1. Controlamos los deberes
  2. Clases anteriores
  3. Bezittelijk voornaamwoord
  4. Leemos
  5. Deberes

Slide 1 - Slide

Controlamos los deberes
Voca Unidad 3 blz 106 NL-SP
1-30

+ regelmatige ww
+ tener

Slide 2 - Slide

la madre
el hijo
el abuelo
la hermana
el primo
la tía
de tante
de moeder
de neef
de zus
de opa
de zoon

Slide 3 - Drag question

1. La casa ............................
2. Los estudiantes................
3. La mochila.....................
4. Las profesoras...................
5. El estuche................................
6. Los libros ....................
bonitos
bonita
negra
azul
inteligentes
simpáticas

Slide 4 - Drag question

Sleep de Spaanse vertaling naar het bijpassende Nederlandse persoonlijke vnw.
ik
jij
hij
zij
u
wij
jullie
zij (mv)
u (mv)
vosotros
él
ustedes
yo
ellos
nosotros
ella
usted

Slide 5 - Drag question

Zet de stappen voor het vervoegen in de juiste volgorde
van boven naar beneden
Juiste uitgang achter de stam plakken
-Er, -ir of -ar van het werkwoord afhalen
De stam houd je over

Slide 6 - Drag question

Alle regelmatige werkwoorden die in -ar einden hebben dezelfde vervoeging. Bijvoorbeeld: cantar (zingen) en hablar (spreken).

cantar
hablar
yo (ik)
hablo
tu (jij)
cantas
él/ella/usted (hij,zij, u)
habla
nosotros/nosotras (wij)
cantamos
vosotros/vosotras (jullie)
habláis
ellos/ellas/ustedes (zij/u)
cantan
hablas
hablamos
hablan
canto
canta
cantáis

Slide 7 - Drag question

Wat is GEEN uitgang van een werkwoord in het Spaans?
A
-er
B
-ir
C
-or
D
-ar

Slide 8 - Quiz

Tú (estudiar)
A
Estudias
B
Estudio
C
Estudia
D
Estudian

Slide 9 - Quiz

Maribel (comer)
A
Como
B
Comemos
C
Come
D
Comen

Slide 10 - Quiz

Mi madre y yo (tener)
A
Tenéis
B
Tenemos
C
Tienen
D
Tengo

Slide 11 - Quiz

Los primos (hablar)
A
Hablan
B
Habláis
C
Hablamos
D
Hablo

Slide 12 - Quiz

Mi sobrina (vivir)
A
Vivo
B
Viven
C
Vives
D
Vive

Slide 13 - Quiz

Su abuelo (caminar)
A
Caminas
B
Caminan
C
Camina
D
Camino

Slide 14 - Quiz

Vosotros (escribir)
A
Escribe
B
Escribo
C
Escribís
D
Escriben

Slide 15 - Quiz

Yo (tener)
A
Tengo
B
Tienes
C
Tiene
D
Tenemos

Slide 16 - Quiz

Nosotros (escuchar)
A
Escucho
B
Escuchamos
C
Escucháis
D
Escuchan

Slide 17 - Quiz

Tú (beber)
A
Bebemos
B
Bebe
C
Bebes
D
Beben

Slide 18 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord
Geeft aan dat iets van "mijn/jouw/haar/etc" is.

Oftewel, een bezittelijk voornaamwoord geeft een BEZIT aan.

vb. Zullen we met MIJN poppen gaan spelen of met JOUW bal?

Let op:
Tú - met accent = JIJ (pers vnw)
Tu - zonder accent = JOUW (bez vnw)





Slide 19 - Slide

De regels
Het bez vnw past zich aan, aan het zelfstandig naamwoord in het Spaans.
Staat het zelfstandig nw in het meervoud, dan zet je het bez vnw ook in het meervoud. 
mi clase - miS clase           tu libro - tuS libro      su padre - suS padreS

Bij de ONZE en JULLIE vorm, kan dit naast meervoud ook nog MANNELIJK of VROUWELIJK worden. Kijk maar:
NuestrOS abuelOS     -      onze opa's
NuestrAS abuelAS     -       onze oma's 

VuestrOS amigOS      -       Jullie vrienden
VuestrAS amigAS       -       Jullie vriendinnen

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Bezittelijk voornaamwoord:
Blz 35, ej 4 & 5

Ejercicio 4:
- Zet de woorden op de juiste plek
Ejercicio 5:
- Vul het juiste bezittelijk voornaamwoord in
1. jouw
2. mijn
3. hun
4. haar
5. mijn
6. zijn

Slide 22 - Slide

Trabajamos Online

1. Klik HIER voor opdracht 1
2. Klik HIER voor opdracht 2
3. Klik HIER voor opdracht 3

Slide 23 - Slide

Deberes
Estudiar (=leren):
Voca Unidad 3 blz 106 NL-SP 1-40
+ regelmatige ww
+ tener
+ bezittelijk vnw

Slide 24 - Slide