This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
je krijgt een antwoord op de vraag : wo? (=waar)
wann? (=wanneer)
ERGENS ZIJN
Er steht vor d... Tür(v).
waar staat hij? "voor de deur" dus DATIV
Er steht vor der Tür.
je krijgt een antwoord op de vraag: wohin?(=waarheen)
ERGENS KOMEN
Er springt in d... Wasser(o).
waarheen? springt hij "in het water" dus Akkusativ
Er springt in das Wasser.
We use cookies to improve your user experience and offer you personalized content. By using Lessonup you agree to our cookie policy.