Cette leçon contient 23 diapositives, avec diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Examentraining Frans
Bienvenue
Slide 1 - Diapositive
Wat mag ik meenemen?
Drinken
Eten zonder geluid (denk aan bijvoorbeeld dextro?)
Pennen enz.
Markeerstift!
Kleurtjes
Slide 2 - Diapositive
Wat voor soort vragen kan ik verwachten?
Multiple Choice vragen
Juist/onjuist vragen
Combineren (bv uitspraken aan personen koppelen)
Invulvraag (vul het juiste woord in)
Open vragen
Schrijf de eerste twee woorden op van de zin waaruit blijkt dat…
Slide 3 - Diapositive
Wat kan ik nu nog doen ter voorbereiding?
Oude examens oefenen (www.examenblad.nl)
Examenvocabulaire leren!
Met name de signaalwoorden nog eens goed leren.
Goed voor jezelf zorgen! (slapen, eten, drinken, ontspanning)
Ga met vertrouwen het examen in. Je bent er klaar voor!
Slide 4 - Diapositive
Tekst Championne de l'escrime
Bewering 1: Zoek naar jong=jeune of kind= enfant. Juist
Bewering 2: Zoek naar “fauteuil” en wat deze doet. Onjuist
Bewering 3: Armen=bras. Juist
Slide 5 - Diapositive
Tekst Nouvelle loi
Bewering 1: Titel + plaatje = antwoord. Juist
Bewering 2: Lastige vraag. Onjuist
Bewering 3: protestations sur le Web Juist
Slide 6 - Diapositive
Tekst MODE TOUS HABILLÉS PAREIL?
Let op, er blijft een uitspraak over! Je kunt dus niet zoeken op de uitspraken in de tekst. Ik zou dan ook beginnen met het lezen van de meningen en vervolgens de uitspraken lezen.
Slide 7 - Diapositive
Tekst MODE TOUS HABILLÉS PAREIL?
1. Belangrijk = important, lees vanaf daar verder > Alice
2. Stom = stupide = Ryme (s’habiller avec les mêmes vêtements)
3. Smaak = goût, wordt niet genoemd.
4. Deze is het makkelijkst terug te vinden, begin daar dan gerust mee! (payer) cher > Jean.
Slide 8 - Diapositive
Tekst TROP LAID
Let op, er blijft een naam over. Je kunt nu wel op de uitspraken zoeken, deze moeten in de tekst staan. Sommige uitspraken staan vrij letterlijk in de tekst. Kijk daar goed naar.
1. Mooi gebit = belles dents = Anne
2. Lastiger, la majorité des jeunes = Tiphaine
3. Gewend = habitué = Gabriel
Slide 9 - Diapositive
Tekst COMMENT FAIRE POUR
Je kunt hier weer niet op de uitspraken zoeken, ze staan niet allemaal in de tekst.
Uitspraak 1: résumé = samenvatting = Mathieu
Uitspraak 2: leren = apprendre (+ à l’avance) = Emeline
Uitspraak 3: slapen = dormir, wordt niet genoemd
Uitspraak 4: uit je hoofd = par coeur = Marie
Slide 10 - Diapositive
Open vragen
WANNEER DE VRAAG IN HET NEDERLANDS WORDT GESTELD GEEF JE IN HET NEDERLANDS ANTWOORD.
WANNEER DE VRAAG IN HET FRANS WORDT GESTELD GEEF JE IN HET FRANS ANTWOORD.
Slide 11 - Diapositive
Tekst: LA TOUR (EIFFEL)
1. Waarom > antwoord begint wellicht met Parceque > hierna vind je het antwoord. Zoek “laide” op in je woordenboek. Dit zul je vinden onder “laid”. Woordenboek gaat altijd uit van de mannelijk enkelvoud variant.
2. La Grande Dame (de fer)
3. Alinea 2 omschrijft onder andere: spectaculaire, un beau monument, dat zijn woorden met een positieve betekenis.
Slide 12 - Diapositive
Tekst: LA TOUR (EIFFEL)
4. Lastigere vraag.
Hopelijk heb je door dat protéger beschermen betekent, of dat je dit woord op moet zoeken zodat je hier achter komt. Daarna vind je het antwoord.
Slide 13 - Diapositive
Tekst: LA 2CV
Zoek naar het woord succes in de tekst. Hierna vind je 4 antwoorden waarvan je er 2 nodig hebt.
goedkoop
verbruikt weinig energie
motor weinig onderhoud nodig
kan op alle terreinen rijden
Slide 14 - Diapositive
Tekst: J’aime laisser mes traces sur les murs:
23.
A= correct en is hoofdgedachte
B= antwoord zegt détestait, tekst zegt passioné
C= wordt niets over gezegd
D= habiter wordt niet genoemd, wel photographier
Slide 15 - Diapositive
Tekst: J’aime laisser mes traces sur les murs:
24. Altijd 2 zinnen ervoor en 2 zinnen erna lezen. Beide zinnen zijn positief. Dan passen “maar” en “jammer genoeg” beiden niet. Antwoord = A
25. Sleutelwoord = moi. Antwoord = A
26. Moeilijke vraag. Antwoord = C
27. “Le gouvernement”
Slide 16 - Diapositive
Tekst: Laura Maria Gruss:
31. In welk antwoord zit de hoofdgedachte? > Antwoord D
32. Antwoord staat direct in het begin van de alinea. Dat is denk ik vrij duidelijk, zorg dus vooral dat je die regels kunt vertalen. De titel van de alinea (= vraag van de interviewer) is exact vraag 32.
Slide 17 - Diapositive
Tekst: Laura Maria Gruss:
33.
Stelling 1: vrai
Stelling 2: faux
34. Zoek circusscholen op (écoles de cirque) > MAIS is hier het signaalwoord. Mais ils n’ont pas de chevaux.
Slide 18 - Diapositive
Tekst: Bruce Grannec:
21.
A. “à l’âge” de is niet gelijk aan “il y a”
B. vrai, nous sommes une famille passionné de foot (+= hoofdgedachte)
C. let op de ontkenning! Aucun n’était réaliste
D. wordt niet genoemd
Slide 19 - Diapositive
Tekst: Bruce Grannec:
22.
A. juist (mon niveau n’était pas trop mauvais)
B. Wordt niet gezegd, hij ging juist “par curiosité)
C. ?
D. Wordt niet gezegd, intéressant wordt ook niet genoemd.
Slide 20 - Diapositive
Tekst: Bruce Grannec:
23.
1. Niet. Hij kan zich juist niet alle luxe veroorloven.
2. Niet. Kijk uit voor conclusies trekken! J’ai écrit un livre et j’ai fait un documentaire. Documentaire gaat dus niet (persé) over het boek.
Slide 21 - Diapositive
Tekst: Bruce Grannec:
24. Vraag in het NL, antwoord in het NL.
Zoek naar "the machine".
Moi, je reste plutôt calme, c’est pour ça qu’on m’a surnommé The Machine.
Het antwoord staat dus in dezelfde zin.
Slide 22 - Diapositive
Tekst: Bruce Grannec:
25. Zorg dat je weet wat de titel (vraag) van de alinea betekent.
A. Hij heeft al een diploma gehaald. Hij wil in het milieu blijven.