herhalen hoofdstuk 6

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Doel
Ik kan de voorzetsels herkennen in een zin.
Ik weet hoe ik de werkwoorden moet spellen en schrijven.

Slide 2 - Diapositive

Noem een voorzetsel.

Slide 3 - Carte mentale

Slide 4 - Diapositive

Wat is geen voorzetsel?
A
tijdens
B
eerste
C
achter
D
langs

Slide 5 - Quiz

Welk woord is een voorzetsel?
A
stoplicht
B
doorrijden
C
een
D
voor

Slide 6 - Quiz

Wat is het voorzetsel in deze zin:
Ik ga bij mijn vriend voetballen.

Slide 7 - Question ouverte

VUL VOORZETSEL IN
Mijn vader fietst ..... het donker.

Slide 8 - Question ouverte

LASTIGE WERKWOORDEN:
KENNEN en KUNNEN

Van sommige werkwoorden is de betekenis moeilijk te onthouden. Twee lastige werkwoorden zijn kennen en kunnen.

kennen betekent bekend zijn met, weten
kunnen betekent in staat zijn, mogelijk zijn

Slide 9 - Diapositive

liggen en leggen
Liggen betekent: niet bewegen, rusten.
leggen betekent: iets doen, actie

Slide 10 - Diapositive

Kies uit: kennen, kunnen, liggen of leggen
Krokodillen ... urenlang in het water wachten op een prooi.

Slide 11 - Question ouverte

Kies uit: kennen, kunnen, liggen of leggen
Puk ... de stof voor de repetitie geschiedenis nog steeds niet.

Slide 12 - Question ouverte

Kies uit: kennen, kunnen, liggen of leggen
Ik ... mijn spullen altijd in mijn kamer, want anders zit mijn broertje eraan.

Slide 13 - Question ouverte





= klankveranderend in vt
 persoonsvorm verleden tijd (pvvt)
sterke werkwoorden
lopen - liepen

Slide 14 - Diapositive

Is dit een sterk of zwak werkwoord in de verleden tijd?

DANSEN
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 15 - Quiz

Is dit een sterk of zwak werkwoord in de verleden tijd?

KIJKEN
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 16 - Quiz

Noteer de pv van de sterke werkwoorden in de verleden tijd.

ZIJN
Blijkbaar ... hij een populaire zanger.

Slide 17 - Question ouverte

Maak zelf een zin met een sterk werkwoord (pv verleden tijd)

Slide 18 - Question ouverte

Waar kan een persoonsvorm in de verleden tijd van een sterk werkwoord nooit op eindigen?

Slide 19 - Question ouverte

Ik ken alle onderdelen

Slide 20 - Carte mentale