Hoofdstuk 2: Stoffen

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Hoofdstuk 2: Stoffen

Lesdoel

Herhaling van begrippen en wat je moet leren voor de toets over hoofdstuk 2 stoffen

Stofeigenschappen

Eigenschappen waar je stoffen kunt herkennen noemen we stofeigenschappen

Stofeigenschappen zijn bijv: Geur, kleur, smaak, brandbaarheid

Welke eigenschap is geen stofeigenschap

1. Geur
2. Dichtheid
3. Brandbaarheid
4. Lengte

Stoffen en veiligheid

Gevarensymbolen:

Stoffen kunnen gevaarlijkheid zijn

voor je gezondheid of kunnen

heftige reacties veroorzaken

Piet werkt met een stof en opeens voelt dat zijn ogen licht pijn doen. Welk gevarensymbool zal op de fles staan van deze stof?

Zuivere stoffen en mengsels

Mengsel: Verzameling van stoffen
Zuivere stof: bestaat uit één soort molecuul
Oplossing: Is een mengsel van een oplosmiddel en een opgeloste stof
Suspensie: Een vloeistof waarin een fijn verdeeld poeder in zweeft wat ontmengt

Carla heeft een blauwe, heldere vloeistof. Wat voor een mengsel is dit?

Filtreren en extraheren

Bij extraheren (koffie of thee zetten) trek je de stoffen die oplossen in water eruit
Filtreren gebruik je om stoffen die niet willen oplossen uit je mengsel te houden
De stoffen die achterblijven in je filter noemen we het residu
De stoffen die door de filter heengaan noemen we het filtraat
Niet alles lost op in water, daarom gebruiken we ook alcohol vaak als oplosmiddel

Bij filtreren, hoe heet wat achterblijft in de filter?

1. Residu
2. Filtraat
3. Extractie
4. Suspensie

Grootheden en eenheden

Grootheden zijn meetbare eigenschappen

Massa en volume zijn grootheden

Eenheid is waarin een grootheid wordt gemeten

Massa = gram, volume = liter

Wat is geen grootheid?

1. Lengte
2. Massa
3. Meter
4. Volume

Volume berekenen

Massa meet je op een weegschaal in gram

Volume moet je zelf opmeten:

Voor een rechthoekig voorwerp: 𝑉=𝑙 ∗ 𝑏 ∗ ℎ
Voor een cilinder: 𝑉=𝜋∗ 𝑟^2∗ ℎ

Of gebruik de onderdompelmethode

Wanneer gebruik je de onderdompelmethode?

1. Kubus
2. Rechthoek
3. Cilinder
4. Onregelmatige vorm

Dichtheid

Dichtheid geeft aan hoe zwaar en stof weegt, als het volume hetzelfde blijft.

1 cm³ aluminium weegt 2,7 g
1 cm³ staal weegt 7,9 g

𝑝=𝑚/𝑣 --> dichtheid = massa/volume

Een stof weegt 20g en heeft een volume van 19 cm³. Wat is de dichtheid in g/cm³? Rond af op 2 decimalen.

Bonusvraag (moeilijk): Een blokje heeft een volume van 20 cm³ en een dichtheid van 1,1 g/cm³. Hoeveel weegt dit blokje in gram?

Uitleg berekenen massa uit dichtheid

p=m/v --> 1,1 = m / 20

pxv=m --> 1,1 x 20 = 22g

Kan ook met volume: m / p = v

Test jezelf

Blz. 47. Maak deze opgaven ter voorbereiding toets.