Carnavals quiz 2024 Oeteldonk VSO

un carnavals kwis
Wè witte gij van carnaval?
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
MentorlesVoortgezet speciaal onderwijs

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

un carnavals kwis
Wè witte gij van carnaval?

Slide 1 - Diapositive

Hoe hiet dè ôk alwir?
Hoe heet deze plaats in carnavalstijd?

Slide 2 - Diapositive

's-Hertogenbosch
A
Schoenlapperslaand
B
Kielegat
C
Lampegat
D
Oeteldonk

Slide 3 - Quiz

Waalwijk
A
Schoenlapperslaand
B
Kielegat
C
Lampegat
D
Pezerikkengat

Slide 4 - Quiz

Tilburg
A
Kruikenstad
B
Kielegat
C
Lampegat
D
Pezerikkengat

Slide 5 - Quiz

Eindhoven
A
Bokkendonk
B
Kielegat
C
Lampegat
D
Pezerikkengat

Slide 6 - Quiz

Hilvarenbeek
A
Bokkendonk
B
Kielegat
C
Krabbegat
D
Pezerikkengat

Slide 7 - Quiz

Breda
A
Geitengat
B
Kielegat
C
Krabbegat
D
Haaikneuterrijk

Slide 8 - Quiz

St-Michielsgestel
A
Geitengat
B
Bokkendonk
C
Reigerrijk
D
Pajottenlaand

Slide 9 - Quiz

Muziekronde




Je krijgt fragmenten van carnavalsnummers te horen.

Hoe heet dit nummer?

Slide 10 - Diapositive

Hoe heet dit nummer?
Fragment 1
A
Lege pullen
B
Doe dè nou nie
C
Ons moeder zeej nog
D
Waar is dat feestje?

Slide 11 - Quiz

Hoe heet dit nummer?
Fragment 2
A
Zak eens lekker door
B
Het feest kan beginnen
C
's Nachts na tweeën
D
En we gaan nog niet naar huis

Slide 12 - Quiz

Hoe heet dit nummer?
Fragment 3
A
'k Heb hele grote bloemkolen
B
Pizzalied
C
Ik wil met jou wel 7 weken
D
Er staat een paard in de gang

Slide 13 - Quiz

Hoe heet dit nummer?
Fragment 4
A
Wij vieren feest
B
Polonaise Hollandaise
C
Zak eens lekker door
D
Dat wordt een dolle boel

Slide 14 - Quiz

Hoe heet dit nummer?
Fragment 5
A
Altijd carnaval
B
't Is carnaval
C
Carnaval Festival
D
Doe mij maar carnaval

Slide 15 - Quiz

Ronde: witte gij't 
  • weetjes rondom carnaval
  • je krijgt een aantal meerkeuzevragen

Slide 16 - Diapositive

Wanneer start carnaval?
A
11 weken na Kerstmis
B
11 weken voor Hemelvaart
C
40 dagen voor Pasen
D
40 dagen na Kerstmis

Slide 17 - Quiz

Hoe heet de woensdag na carnaval?
A
Aswoensdag
B
Haringwoensdag
C
Kruiswoensdag
D
madiwoensdag

Slide 18 - Quiz

Waar is het woord "carnaval" van afgeleid?
A
carne levare: weghalen van vlees
B
Van "karn afval", wat er over blijft bij het boter karnen
C
de kapotte wagen in de optocht is de kar na val
D
carrus navalis: de scheepswagen in de optocht

Slide 19 - Quiz

Wat is de achterliggende gedachte van carnaval?
A
feest, omdat het carnavalsvakantie is
B
verkleedpartijtje, om te lachen
C
de vaten bier moeten op
D
nog één keer feesten voor het vasten

Slide 20 - Quiz

Hoe noemen ze carnaval in Limburg?
A
limbobal
B
vastelavond
C
Sjeng on de Geng
D
polonaise

Slide 21 - Quiz

Hoelang duurde carnaval oorspronkelijk?
A
vier dagen: zaterdag tot en met dinsdag
B
drie dagen: zondag tot en met dinsdag
C
twee dagen: maandag en dinsdag
D
één dag: dinsdag

Slide 22 - Quiz

Waar is de term "dweilen" van afgeleid?
A
van het dweilen, dat veelvuldig moet gebeuren
B
van het enorm consumeren van eten en drinken
C
van het doelloos, dronken op straat rondlopen
D
van de dweilbands die jaarlijks optreden

Slide 23 - Quiz

Bij welk geloof hoort carnaval?
A
protestanten
B
katholieken
C
Islamieten
D
Moslims

Slide 24 - Quiz

Wat is de symboliek van het getal 11?
A
het duurt 11 weken voordat het carnaval is
B
Sint Carnaval is op de 11e van de 11e (11 november)
C
11 is het gekkengetal
D
er waren 11 apostelen in de bijbel

Slide 25 - Quiz

Wat is een oetel?
A
Het Brabantse woord voor "hotel", waar je kunt feesten.
B
Het Brabantse woord voor "domoor" (Oelewapper).
C
Het Brabantse woord voor "verhoogd stuk land".
D
Het Brabantse woord voor "kikker".

Slide 26 - Quiz

Wat is de volgorde van de kleuren van de Oeteldonkse vlag?
A
Rood - Wit - Blauw
B
Geel - Wit - Rood
C
Rood - Wit - Geel
D
Rood - Geel - Wit

Slide 27 - Quiz

Waar in Nederland wordt het meest carnaval gevierd?
A
De zuidelijke provincies van Nederland: Limburg en Brabant
B
Alleen in de grote steden, zoals Amsterdam, Den Bosch, Groningen en Utrecht
C
In heel Nederland, iedereen viert carnaval.
D
Vooral in Zeeland en een beetje in Brabant.

Slide 28 - Quiz

In welke buitenlandse plaats vieren ze ook carnaval?
A
Rome in Italië
B
Rio de Janeiro in Brazilië
C
New York in de Verenigde staten
D
Sydney in Australië

Slide 29 - Quiz

Nog een keer




Je krijgt fragmenten van carnavalsnummers te horen.

Wat weet je van de volgende nummers?

Slide 30 - Diapositive

Over wie gaat dit liedje?
Fragment 6
A
Gerry, de roze flamingo
B
Ferry, de roze flamingo
C
Berry, de roze flamingo
D
Perry, de roze flamingo

Slide 31 - Quiz

Waar is Snollebolleke in dit liedje?
Fragment 7
A
In de feesttent
B
Op zolder
C
Op het dak
D
Links, o nee rechts

Slide 32 - Quiz

Wat moet je volgens Het Feestteam doen tijdens carnaval?
Fragment 8
A
shirt uit en draaien
B
licht uit en zwaaien
C
shirt uit en kraaien
D
shirt uit en zwaaien

Slide 33 - Quiz

Waarom kun je beter te dik in de kist liggen, dan een feestje missen?
Fragment 9
A
Je hoeft de kist toch niet zelf te dragen.
B
Op het feestje moet je je niet laten kisten.
C
Van feesten word je dik.
D
De feestspullen moeten na afloop weer in de kist.

Slide 34 - Quiz

Welke dansmoves kun je op dit nummer doen (met je engelbewaarder)?
Fragment 10
A
hossen
B
dansen
C
polonaise
D
streetdance

Slide 35 - Quiz