Geschiedenis Carnaval + quiz

Carnaval 
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Carnaval 

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Carnaval
Carnaval

Slide 2 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Carnaval is ...
A
Leuk
B
Stom
C
Geen idee, nog nooit gevierd.
D
Ik ben gewoon blij dat het vakantie is

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Korte geschiedenis
- Katholiek feest, vooraf de periode van het vasten. 

- In februari of maart plaatsvindt: datum hangt af van Pasen; -> zeven weken daarvoor.

- Nog even feesten voordat de vastentijd begint. 

- De vastentijd is een tijd van matiging, eenvoud en bezinning.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Korte geschiedenis
- Officieel van zondag tot en met dinsdag.  (in veel steden op zaterdag al een carnavalsoptocht)

- Dinsdag heet vette dinsdag (dan mocht je nog even lekker veel en vet eten voordat het vasten begon) 

- Woensdag na het carnaval heet Aswoensdag. (Vroeger ging iedereen dan naar de kerk om een askruisje te gaan halen) 

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De naam

- Van 'Carnevale': Latijn voor 'vaarwel vlees' .
Tijdens de vastentijd at men geen vlees. 


- 'Carrus Navalis'. Latijn voor 'scheepswagen'. 
Een schip op wielen met narren die de mensen
belachelijk maakten. 

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Ronde 1: witte gij 't?
  • weetjes rondom carnaval
  • je krijgt een aantal meerkeuzevragen

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent het woord carnaval?
A
Vaarwel feest
B
Vaarwel bier
C
Vaarwel vlees
D
Vaarwel

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vanuit welke tijd stamt het oorspronkelijke carnaval
A
middeleeuwen
B
renaissance
C
prehistorie
D
verlichting

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de achterliggende gedachte van carnaval?
A
de omgekeerde wereld beleven
B
reden om je te vergrijpen aan een ander
C
jaarlijkse zuippartij
D
laatste keer zondigen voor het vasten

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoelang duurde carnaval oorspronkelijk?
A
vier dagen: zaterdag tot en met dinsdag
B
drie dagen: zondag tot en met dinsdag
C
twee dagen: maandag en dinsdag
D
één dag: dinsdag

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer start carnaval?
A
11 weken na Kerstmis
B
11 weken voor Hemelvaart
C
40 dagen voor Pasen
D
40 dagen na Kerstmis

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

wat zijn de carnavalskleuren
A
rood wit blauw
B
rood geel groen
C
blauw geel wit
D
oranje geel groen

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe noem je de woensdag na carnaval
A
Kruisjeswoensdag
B
Haringhapwoensdag
C
Aswoensdag
D
Waswoensdag

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke periode komt na carnaval?
A
Uitkateren
B
Bidden
C
Vasten
D
Naar de kerk gaan

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe lang duurt de vastenperiode?
A
30 dagen
B
40 dagen
C
45 dagen
D
60 dagen

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Met welk feest wordt de vastenperiode afgesloten?
A
Pasen
B
Hemelvaart
C
Pinksteren
D
Kerst

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de symboliek van het getal 11?
A
de 11/11 is 11 weken voor carnaval
B
de 11/11 is het startschot voor carnaval
C
11 is het gekkengetal
D
er waren 11 apostelen in de Bijbel

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom krijgt de Raad van elf de sleutel van de stad?
A
vanwege de sociale omkering
B
de burgemeester heeft dan vrij
C
om aan te geven dat het carnaval is
D
de Raad van elf krijgt het gezag over de stad

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom verkleedt men zich met carnaval?
A
om onherkenbaar te zijn
B
vanwege de sociale omkering
C
om de ander angst aan te jagen
D
vanwege de gelijkheid

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ronde 2: ken uw omgeving
Je krijgt een aantal plaatsen te zien met de carnavalsnaam. 
Noteer de 'normale' naam van deze stad.
Je krijgt steeds 30 seconden de tijd. 

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oeteldonk

Slide 24 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Snewbulten

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Huibuukeland

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Zeikmeikenrijk

Slide 27 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Lampegat

Slide 28 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Geitenbok

Slide 29 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Spurriebuukenriek

Slide 30 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Ronde 3: muziekronde
Je krijgt fragmenten van carnavalsnummers te horen.

Noteer de titel van het nummer

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Fragment 1
Wat heb je geleerd over carnaval?
Wat heb je geleerd over carnaval?

Slide 40 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 41 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions