Omgaan met geld - 1

Omgaan met geld

1. Het ontstaan van schulden
2. Je eigen inkomsten en uitgaven budgetteren 
3. De hersenen van jongeren
4. Schulden voorkomen
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
BurgerschapMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Omgaan met geld

1. Het ontstaan van schulden
2. Je eigen inkomsten en uitgaven budgetteren 
3. De hersenen van jongeren
4. Schulden voorkomen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Omgaan met geld
Lesdoelen: 
Je weet hoe schulden ontstaan en oefent met budgetteren. 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer ga je goed met geld om?

Slide 3 - Question ouverte

Als je minder uitgeeft dan je ontvangt aan geld.
Noem een nadeel van het hebben van schulden.

Slide 4 - Question ouverte

Vervelend gevoel.
Problemen. 
De volgende maand minder of geen geld hebben
Één belangrijke regel als het om geld gaat:
Je kunt je geld maar één keer uitgeven

Slide 5 - Diapositive

Omgaan met geld gaat over de manier waarop je je geld uitgeeft. Als je er voor kiest om naar de mcDonalds te gaan, kan je van dat geld geen t-shirt meer kopen. 

Wie heeft wel eens geld uitgegeven waarvan die achteraf dacht: ik had dat geld liever aan iets anders willen besteden?
Budgetteren

Je inkomsten en uitgaven op een rijtje zetten:
  • Hoeveel
  • Wanneer


Slide 6 - Diapositive

- Hoeveel geld je krijgt en hoeveel je moet betalen
- wanneer je geld krijgt en wanneer je moet betalen

Zodat je weet wanneer je geld over hebt. 


Budgetteren

Slide 7 - Diapositive

Stel, Isa is 18 jaar en heeft de volgende inkomsten en uitgaven:

Bedrag inkomsten en uitgaven
Datum inkomsten en uitgaven

Waarom zou de dag van de maand relevant zijn? 

Budgetteren

Slide 8 - Diapositive

Het links is een overzicht van vaste inkomsten en uitgaven van Isa. 

Als je naar het rechtse stukje kijkt, zie waarom het belangrijk is om inzichtelijk te hebben wanneer je inkomsten en uitgaven zijn. 
Isa denkt op 5-2: ik ga kleren kopen voor 150€ want er staat nog €154 op. Dan komt ze dus geld te kort voor het betalen van je sport. 
Ook op 27-2 denkt Isa ik ga uit eten en nog meer kleren kopen. door €200 op te maken, komt ze meer geld te kort om haar vaste uitgaven te betalen.

Wie heeft dit ook wel eens gehad? Hoe was dat voor je? Hoe heb je het opgelost?
Aan de slag!

Bij vragen: 
Boek / bord
Brein (zelf nadenken of via andere bronnen zoals internet)
Buurman/ -vrouw
Leraar

Slide 9 - Diapositive

20 min denken
10 min delen
10 min nabespreken

Omgaan met geld
Lesdoelen: 
Je weet hoe schulden ontstaan en oefent met budgetteren. 

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe kunnen schulden ontstaan?

Slide 11 - Question ouverte

Door meer geld uit te geven dan je eigenlijk hebt. 
Of door geld uit te geven die je eigenlijk moet reserveren voor vaste lasten.
Hoe vaak kan je je geld uitgeven?
A
2 keer
B
1 keer
C
3 keer
D
nooit

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is budgetteren?
A
een budget hebben
B
Je uitgaven op een rijtje
C
Je inkomsten en uitgaven op een rijtje
D
Je inkomsten op een rijtje

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Volgende keer:

Je eigen inkomsten en uitgaven budgetteren 

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions