HS 4 Grammatica woordsoorten: Onbepaald voornaamwoord

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 2

HS 4 Grammatica woordsoorten

Onbepaald voornaamwoord

Leerdoelen

• Je weet wat een onbepaald voornaamwoord is
• Je weet een onbepaald voornaamwoord te herkennen in de zin.

Onbepaald voornaamwoord

Onbep. vnw= 

Wijst iets of iemand aan, maar het is nog niet bepaald precies wie of wat.

Je kent al:

- Aanwijzend voornaamwoord

- Vragend voornaamwoord

- Bezittelijk voornaamwoord

- Persoonlijk voornaamwoord

Voorbeelden van onbepaalde voornaamwoorden

Iemand, niemand, iedereen, men, menige, iets, niets, alles, iedereen, ieder(e), elk, (een) zekere.

wat voor soort vnw is 'men'

1. vragend voornaamwoord onbepaald voornaamwoord
2. aanwijzend voornaamwoord
3. onbepaald voornaamwoord
4. der, die of das 34

wat is 'zijn' niet?

1. werkwoord
2. persoonlijk voornaamwoord
3. bezittelijk voornaamwoord

Wat heb je gisteren gedaan?

Wat =

1. Vragend voornaamwoord
2. betrekkelijk voornaamwoord
3. onbepaald voornaamwoord
4. aanwijzend voornaamwoord

Iemand loopt naar de bakker.
Iemand =

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. vragend voornaamwoord
4. onbepaald voornaamwoord

Wij begrijpen elkaar als geen ander.

1. wederkerend voornaamwoord
2. wederkerig voornaamwoord
3. onbepaald voornaamwoord
4. nevenschikkend voegwoord

Mijn fiets is gestolen.

Mijn=

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

'je' is een....

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

'van' is een ...?

1. lidwoord
2. voorzetsel
3. bezittelijk voornaamwoord
4. persoonlijk voornaamwoord

Mijn fiets is gestolen.

Mijn=

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Wie heeft het schoolfeest georganiseerd?
'wie' =

1. aanwijzend voornaamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord
3. vragend voornaamwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Het meisje DAT hij leuk vindt

1. Bezittelijk voornaamwoord
2. Aanwijzend voornaamwoord
3. Betrekkelijk voornaamwoord
4. Persoonlijk voornaamwoord

Wil jij wat drinken? Wat =

1. persoonlijk voornaamwoord
2. vragend voornaamwoord
3. onbepaald voornaamwoord
4. betrekkelijk voornaamwoord

Die jongen is morgen jarig.

die = ...

1. aanwijzend voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. betrekkelijk voornaamwoord
4. persoonlijk voornaamwoord

Ik weet nu wat een onbepaald voornaamwoord is.

1. Ja
2. Nee

Voeg hier een foto toe van je opdrachten 1, 2 en 6 van Grammatica zinsdelen HS 4. (huiswerk vorige week)

Hw wk 22

Maken opdrachten 1, 3 en 4 van Grammatica Woordsoorten HS 4.

Blz. 151 en 152 van je boek.