1E blokuur tegenwoordige tijd en verleden tijd

Welkom!
  • Telefoons in de bak.
  • Plek zoals op de plattegrond.
  • Tas naast de stoel.
  •  Pak je Chrombook (dicht laten).
  • Gezicht naar het bord.
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
  • Telefoons in de bak.
  • Plek zoals op de plattegrond.
  • Tas naast de stoel.
  •  Pak je Chrombook (dicht laten).
  • Gezicht naar het bord.

Slide 1 - Diapositive

Hogere verwachtingen
We zijn inmiddels gewend aan de school en aan elkaar.
Daarom verwacht ik nu meer van jullie dan aan de start van het jaar.
We hebben vorige keer daarom de volgende afspraken gemaakt...

Slide 2 - Diapositive

Afspraken...
  • Tijdens de opstart + uitleg praat je alleen als je je vinger opsteekt en je de beurt krijgt.
  • Je bent geconcentreerd met je werk bezig.
  • Als we het lokaal verlaten, staan de tafels recht en zijn de stoelen aangeschoven.

Afspraak: 3 streepjes op bord = melden in eigen tijd.

Slide 3 - Diapositive

Programma 1e 
  1. Zelfstandig video kijken. (met oortjes!)
  2. Oefeningen maken.
  3. Nakijkblad halen.
  4. Alle 3 de bladen gedaan? Iets voor jezelf doen (met oortjes)

Probeer om 15:10 klaar te zijn met alle 3 de bladen.


Slide 4 - Diapositive

Wat is tegenwoordige tijd?
Steek je vinger op als je iets wil zeggen.

Slide 5 - Diapositive

Tegenwoordige tijd
Het gebeurt nu. Ik fiets. Ik loop. Jij zwemt. Wij dansen.


Slide 6 - Diapositive

Klassikaal doornemen
We nemen blz. 1+2 door van het boekje "Uitleg en oefeningen Werkwoordspelling". 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Opdrachten maken
  • Maak het blad "werkbladen tegenwoordige tijd".
Tip: gebruik het boekje met uitleg over de werkwoordspelling.

Klaar? Lezen in de Blinkotheek

Slide 9 - Diapositive

Huiswerk

Slide 10 - Diapositive

Quiz werkwoordsvormen
Lees goed om erachter te komen in welke tijd je het werkwoord moet zetten.

Slide 11 - Diapositive

Wat ... jij vanavond eten?
A
Gaan.
B
Ga.
C
Ging.

Slide 12 - Quiz

Wat heb jij gisteren avond ...
A
Geëet.
B
Gegeten.

Slide 13 - Quiz

Gisteren ben ik naar Den Haag...
A
Gefietst.
B
Gefietsd.
C
Gefietsen.
D
Fietste.

Slide 14 - Quiz

Pim ... afgelopen jaar steeds aan zijn kittens.
A
Dacht.
B
denkt.
C
Dagt.

Slide 15 - Quiz

Gisteren ... we een gezellige dag.
A
Hebben.
B
Hadden.
C
Hadde.

Slide 16 - Quiz

Ik ... mijn boterham.
A
Smeer
B
Smeert
C
Smeren

Slide 17 - Quiz

Hij ... zijn boterham.
A
Smeer
B
Smeert
C
Smeren

Slide 18 - Quiz

Wij ... onze boterhammen.
A
Smeer
B
Smeert
C
Smeren

Slide 19 - Quiz

Wij hebben boterhammen ...
A
Gesmeert
B
Gesmeerd

Slide 20 - Quiz

Vorig jaar ... mijn moeder nog mijn boterhammen, maar nu doe ik het zelf.
A
Smeerden.
B
Smeerde.
C
Smeerte.
D
Smeerten.

Slide 21 - Quiz