h3a week 1 les 2: present + past simple

Today's schedule
  1. Check 1+2
  2. Present + past simple herhaling vorige jaren (new method)
  3. Make exercise 3 + 5. Then pick: 4 OR 6
   Finished: study the words from lesson 6
Last 10 minutes: look into your reading test
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Today's schedule
  1. Check 1+2
  2. Present + past simple herhaling vorige jaren (new method)
  3. Make exercise 3 + 5. Then pick: 4 OR 6
   Finished: study the words from lesson 6
Last 10 minutes: look into your reading test

Slide 1 - Diapositive

Antwoorden 1
1. depressed/low
2. to start a problem page in the XOL
3. She has lost her wallet
Antwoorden 2
1. Donny
2. Jess
3. Donny
4. Amy
5. Amy
6. Jess
7. Jess
8. Donny

Slide 2 - Diapositive

The Present Simple
Present Simple

Slide 3 - Diapositive

1. I like scary movies.
2. He is walking the dog.
3. We danced all night long.
4. She plays the piano.
5. They are my parents.
Present Simple
Not Present Simple
1
2
3
4
5

Slide 4 - Question de remorquage

The Present Simple
Wanneer gebruik je de present simple?

- Feiten
The leopard runs very fast.
signaalwoord: geen = feit
- Vaak, altijd nooit
Harry plays football every Wednesday.
signaalwoorden: always, never, everyday, every friday

Slide 5 - Diapositive

The Present Simple
Hoe maak je de present simple:
-> Het hele werkwoord: play, eat etc.
-> SHIT-regel:
    Geld voor 'She, He en IT.
    bij he, she of it krijgt het werkwoord +s
    ! spellingsuitzonderingen:
    werkwoorden die eindigen op sisklank (s,sh,ch,x) +es
     > watch-watches
    werkwoorden die eindigen op medeklinker + y: +ies
    > carry- carries




Slide 6 - Diapositive

Timmy
every Saturday.
They never
with oil.
That tree
very fast.
I always
chocolate ice cream.
Those boys
in class very often.
cook
grows
dances
shout
choose
chooses
shouts
grow

Slide 7 - Question de remorquage

The Present Simple
Vraagzinnen.
Om een vraagzin te maken in de present simple moet je het werkwoord do voorin de zin zetten.
 I like ice cream.     >      Do I like ice cream?

Als het onderwerp he, she of it is, gebruik je does. dan komt er bij het andere werkwoord geen +s! (je hebt maar 1 -s om uit te delen)
Bob plays football.   >   Does Bob play_ football?

Als het werkwoord in de zin van to be komt (am/are/is) vorm je hier de vraag mee.
She is very beautiful.     >    Is she very beautiful?

Slide 8 - Diapositive

My dog likes meat.

Slide 9 - Question ouverte

The old man always sits in his chair.
the old man always
in his chair?
Verander de bevestigende zin naar een vraagzin.
Do
Does
Is
sits
sit
sitting
Did

Slide 10 - Question de remorquage

The Present Simple
Ontkennend.
Je maakt een zin ontkennend door don't of doesn't erbij te zetten. Think about the SHIT Rule!
Kijk naar het werkwoord: 
                                 He plays video games every day.
                        He doesn't play video games every day.

De +s verdwijnt na doesn't. Dit gebeurde ook bij de vraagzinnen.
Ook hier weer met het werkwoord to be > I am not tall



Slide 11 - Diapositive

The girls wear the same dresses.

Slide 12 - Question ouverte

The Present Simple
Waarom denk je dat het de present simple heet?

Slide 13 - Diapositive

The Present Simple
Past Simple

Slide 14 - Diapositive

1. yesterday
2. always
3. never
4. last week
5. five years ago
Past Simple
Not Past Simple
1
2
3
4
5

Slide 15 - Question de remorquage

The Present Simple
Wanneer gebruik je de past simple?
 
- om aan te geven dat iets in het verleden is gebeurd.
signaalwoorden: yesterday, in 2016, 10 minutes ago etc.

Slide 16 - Diapositive

The Present Simple
Hoe maak je de past simple:
regelmatig werkwoord: ww+ed 
walk>walked, listen>listened

onregelmatig werkwoord: 2e vorm 
eat-ate-eaten, am/are/is-was/were-been, have-had-had


Slide 17 - Diapositive

Vraagzinnen.
Om een vraagzin te maken in de past simple moet je het werkwoord did voorin de zin zetten.
I liked ice cream. > Did I like ice cream?
Wat gebeurd er met het werkwoord in de zin?
A
Ook in de verleden tijd
B
Niets aan veranderen want er staat al 'did'

Slide 18 - Quiz

The Present Simple
Vraagzinnen.
Om een vraagzin te maken in de past simple moet je het werkwoord did voorin de zin zetten. Het werkwoord in de zin is het hele werkwoord
I liked ice cream. > Did I like ice cream? 

Ontkennend.
Je maakt een zin ontkennend door did not of didn't erbij te zetten. Ook hier: hele werkwoord daarna!
I didn't like that song yesterday. 





Slide 19 - Diapositive

Present simple
> feit, altijd, regelmatig, nooit

+ hele werkwoord of SHIT-regel
? door 'do/does'
- door 'don't/doesn't'

! bij SHIT-regel mag je maar 1 -s uitdelen.
Past simple
> verleden gebeurd

+ ww+ed of 2e vorm bij oww
? door 'did' daarna hele ww
- door 'didn't' daarna hele ww

! eigenlijk hoef je dus alleen in een + zin iets met het werkwoord te doen

Slide 20 - Diapositive

Next week
- make 3+5 and 4 OR 6

toets inzien: heb je nog vragen?

Slide 21 - Diapositive