werkwoorden

werkwoorden
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
GroeipadSecundair onderwijs

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

werkwoorden

Slide 1 - Diapositive

werkwoord= woorden die zeggen wat iets of iemand doet 
ik-vorm= stam -> ik lees de tekst
Werkwoord= een woord dat zegt wat iets of iemand doet. 

 stam= Ik-vorm bv. Ik lees een boek. 

infinitief= meervoud bv. Wij lezen een boek. 
Onderwerp meervoud = persoonsvorm ook meervoud
-> Ik zal ... (infinitief) 


Slide 2 - Diapositive

stam 
infinitief
Wij bakken koekjes.
Wij eten straks frietjes. 
Ik ga graag zwemmen. 
Ik kies nieuwe schoenen. 

Slide 3 - Question de remorquage

stam vormen regels :

- Hoor je een lange klankgroep op het einde -> verdubbel deze
bv. bespreken  
- Geen dubbele medeklinkers op het einde -> verenkel deze 
bv. vertellen
- Een V wordt een F 
bv. overleven
- Een Z wordt een S 
bv. kiezen 
- Nooit 2 klinkers op het einde -> verenkel deze 
bv. staan

Slide 4 - Diapositive

Ik ... graag een verhaal.
A
vertellen
B
vertel
C
vertell
D
vertelen

Slide 5 - Quiz

De juf ... graag koekjes.
A
eten
B
et
C
eet
D
eeten

Slide 6 - Quiz

Ik ... graag naar warme landen.
A
reizen
B
reisen
C
reiz
D
reis

Slide 7 - Quiz

Ik ... hem een cadeautje.
A
geef
B
geev
C
geven
D
gefen

Slide 8 - Quiz

Je/jij na de persoonsvorm -> de stam

Onderwerp iets anders -> de stam + t

imperatief -> de stam 

Slide 9 - Diapositive

Hij ... graag naar het zwembad.
A
willen
B
wil
C
wilt
D
willt

Slide 10 - Quiz

Waarom ... je hem niet.
A
vergeeft
B
vergeef
C
vergeven
D
vergeev

Slide 11 - Quiz

Wij ... met de bal.
A
speel
B
speelt
C
spellen
D
spelen

Slide 12 - Quiz

... jouw vader elke dag?
A
kuis
B
kuist
C
kuisen
D
kuizen

Slide 13 - Quiz

Dat ... we nog niet.
A
begrijp
B
begrijpt
C
begrijpen
D
begrijpe

Slide 14 - Quiz

Wanneer ... je naar huis?
A
komen
B
komt
C
kom
D
komd

Slide 15 - Quiz

Wij ... geen geweld.
A
gebruik
B
gebruikt
C
gebruikd
D
gebruiken

Slide 16 - Quiz

Ik ... mijn rugzak mee.
A
neem
B
neemt
C
nemen
D
neemd

Slide 17 - Quiz

Jij ... een berichtje van mij.
A
ontvang
B
ontvangen
C
ontvangd
D
ontvangt

Slide 18 - Quiz

... de tafel zetten!
A
gaan
B
ga
C
gaat
D
gaad

Slide 19 - Quiz

Wij ... naar de computer.
A
kijk
B
kijkt
C
kijken
D
kijkd

Slide 20 - Quiz