Dinsdag 7 januari
1 / 24
La durée de la leçon est: 300 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 2 - Diapositive
Lesidee wb 3.3b: beroepen raden door de juiste vragen te stellen. In de eerste drie vragen mag je geen werkwoord gebruiken dat het beroep verraadt. Bijvoorbeeld bakken.
Slide 3 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Wij vinden het heel erg dat....
Slide 4 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Zij vindt het mooi dat....
Slide 5 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Ik vind het jammer dat....
Slide 6 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Mijn zoon vindt het gezellig dat....
Slide 7 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Ik kan me voorstellen dat....
Slide 8 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Hij vindt het fijn dat....
Slide 9 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Ik vind het niet nodig dat....
Slide 10 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Het is leuk dat....
Slide 11 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Mijn zus vindt het vervelend dat....
Slide 12 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 13 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 14 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Welk woord past in de zin?
Voor de stamppot gebruik ik vijf ........... aardappels.
Voor de stamppot gebruik ik vijf ........... aardappels.
A
kilo's
B
grams
C
grammen
D
kilo
Slide 15 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Welk woord past in de zin?
Ik hou heel veel van ...........
Ik hou heel veel van ...........
A
fruit
B
fruits
C
fruiten
Slide 16 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Welk woord past in de zin?
Hij kijkt iedere tien ............. op zijn horloge.
Hij kijkt iedere tien ............. op zijn horloge.
A
minuut
B
minuten
C
minuutjes
D
minuuts
Slide 17 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Welk woord past in de zin?
Deze jas kost vijftig ............. en vijfennegentig ...........
Deze jas kost vijftig ............. en vijfennegentig ...........
A
euro's en cent
B
euro en centen
C
euro en cent
D
euro en cents
Slide 18 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Welk woord past in de zin?
De eettafel is 1.20 ........... hoog
De eettafel is 1.20 ........... hoog
A
meters
B
meter
C
meteren
D
millimeters
Slide 19 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Welk woord past in de zin?
De afstand naar mijn werk is twaalf ................
De afstand naar mijn werk is twaalf ................
A
kilometers
B
kilometer
Slide 20 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Welk woord past in de zin?
De documentaire begint over drie ........ en hij duurt anderhalf ..........
De documentaire begint over drie ........ en hij duurt anderhalf ..........
A
kwartieren en uren
B
kwartier en uren
C
kwartiers en uur
D
kwartier en uur
Slide 21 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Welk woord past in de zin?
Een geit geeft niet meer dan twee ......... melk per dag.
Een geit geeft niet meer dan twee ......... melk per dag.
A
liters
B
litertje
C
liter
Slide 22 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 23 - Diapositive
Zin: Gezondheid is een groot goed
Slide 24 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
