1 T/H Taalverzorging grammatica lijdend voorwerp

Voor de vakantie: woordenschat
IK weet weer wat een lijdend voorwerp is
Ik weet hoe ik een lijdend voorwerp kan vinden
Lijdend voorwerp
Nederlands
blz. 112-113 opdr. 2, 3, 4
Hebben we alle doelen behaald?
Afmaken opdrachten. 
Kiezen nieuw leesboek en meenemen morgen als je hem al hebt! 
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Voor de vakantie: woordenschat
IK weet weer wat een lijdend voorwerp is
Ik weet hoe ik een lijdend voorwerp kan vinden
Lijdend voorwerp
Nederlands
blz. 112-113 opdr. 2, 3, 4
Hebben we alle doelen behaald?
Afmaken opdrachten. 
Kiezen nieuw leesboek en meenemen morgen als je hem al hebt! 

Slide 1 - Diapositive

Woord van de week
Wie?
Tonton

Slide 2 - Diapositive

Nieuw boek kiezen
Jullie kiezen voor de laatste keer een nieuw leesboek

Eisen:
C-boek, nooit eerder gelezen, nooit eerdere gelezen auteur
Geef je keuze door aan de docent! 
Wanneer: einde van de week

Slide 3 - Diapositive

Zinsdelen:
lijdend voorwerp

Slide 4 - Diapositive

Uitleg
  1. Persoonsvorm: zin vragend maken / in een andere tijd zetten
  2. Werkwoordelijk gezegde: pv + alle andere ww
  3. Onderwerp: Wie / wat + werkwoordelijk gezegde
  4. Lijdend voorwerp: wie / wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp


Voorbeeld
Hij heeft een voetbal gevonden. 
pv = heeft
wwg = heeft gevonden
ond = hij
lv = wie/wat heeft hij gevonden?

Slide 5 - Diapositive

ZINSDELEN

De meeste zinnen bevatten een persoonsvorm, een werkwoordelijk gezegde en een onderwerp.


Veel zinnen hebben ook een lijdend voorwerp.

Met het lijdend voorwerp gebeurt iets,

het 'ondergaat' wat in het gezegde staat.

Slide 6 - Diapositive

LIJDEND VOORWERP


Tim | graaft | een kuil.


Wat graaft Tim? Tim graaft een kuil.


lijdend voorwerp = een kuil

voorbeeld 1
ow
wwgez

Slide 7 - Diapositive

LIJDEND VOORWERP


Een speler | roept | de grensrechter.


Wie roept een speler? De speler roept de grensrechter.


lijdend voorwerp = de grensrechter

voorbeeld 2
ow
wwgez

Slide 8 - Diapositive

LIJDEND VOORWERP


Elin | vertelt | een verhaal.


Wat vertelt Elin? Elin vertelt een verhaal.


lijdend voorwerp = een verhaal

voorbeeld 3
ow
wwgez

Slide 9 - Diapositive

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Bruno drinkt een glas water.

Slide 10 - Question ouverte

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Mats roept zijn vader.

Slide 11 - Question ouverte

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Zij pakt haar fiets uit de schuur.

Slide 12 - Question ouverte

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

De leraar schrijft een som op.

Slide 13 - Question ouverte

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

De voetballer trapt de bal weg.

Slide 14 - Question ouverte

Aan het werk

blz. 112-113 opdr. 2, 3, 4

Slide 15 - Diapositive