Lijdend voorwerp

Welkom bij Nederlands
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Lees in je leesboek
timer
15:00

Slide 2 - Diapositive

DOEL

WE WETEN WAT EEN LIJDEND VOORWERP IS.


WE KUNNEN EEN LIJDEND VOORWERP UIT EEN ZIN HALEN.



Slide 3 - Diapositive

ZINSDELEN

De meeste zinnen bevatten een persoonsvorm, een gezegde en een onderwerp.


Veel zinnen hebben ook een lijdend voorwerp.


Je vindt het lijdend voorwerp door de vraag:

WAT (WIE) + pv + ow? 

Slide 4 - Diapositive

LIJDEND VOORWERP


Tim | graaft | een kuil.


Wat graaft Tim? Tim graaft een kuil.


lijdend voorwerp = een kuil

voorbeeld 1
ow
wwgez

Slide 5 - Diapositive

LIJDEND VOORWERP


Een speler | roept | de grensrechter.


Wie roept een speler? De speler roept de grensrechter.


lijdend voorwerp = de grensrechter

voorbeeld 2
ow
wwgez

Slide 6 - Diapositive

LIJDEND VOORWERP


Elin | vertelt | een verhaal.


Wat vertelt Elin? Elin vertelt een verhaal.


lijdend voorwerp = een verhaal

voorbeeld 3
ow
wwgez

Slide 7 - Diapositive

Schrijf het lijdend voorwerp op.

Bruno drinkt een glas water.

Slide 8 - Question ouverte

Schrijf het lijdend voorwerp op.

Mats roept zijn vader.

Slide 9 - Question ouverte

Schrijf het lijdend voorwerp op.

Zij pakt haar fiets uit de schuur.

Slide 10 - Question ouverte

Schrijf het lijdend voorwerp op.

De leraar schrijft een som op.

Slide 11 - Question ouverte

Schrijf het lijdend voorwerp op.

De voetballer trapt de bal weg.

Slide 12 - Question ouverte

Wat gaan we doen?
1. Werk aan je weektaak

Het staat in Somtoday, maar ik zal het ook vertellen en op het bord zetten.

2. Aan het eind van de les doen we herhalingsvraag

Slide 13 - Diapositive

Schrijf de persoonsvorm, het onderwerp het gezegde en het lijdend voorwerp op.

Bibelot draagt meestal een ring.

Slide 14 - Question ouverte

Schrijf de persoonsvorm, het onderwerp het gezegde en het lijdend voorwerp op.

Fred doet peper op zijn gebakken ei.

Slide 15 - Question ouverte