Grammatica les 7 lijdend voorwerp

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Vorige les

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Je weet al
  • verschil tussen Doen en Zijn zin
  • hoe je de persoonsvorm kunt vinden
  • hoe je de zin moet verdelen in zinsdelen
  • hoe je het onderwerp kunt vinden
  • hoe je het gezegde kunt vinden
  • verschil tussen een naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde

Slide 4 - Diapositive

Na deze les weet je:
  • weten hoe je een lijdend voorwerp in een zin moet vinden.
  • een lijdend voorwerp in een zin kunnen vinden. 

Slide 5 - Diapositive

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?

Slide 6 - Question ouverte

Hoe verdeel je een zin in zinsdelen?

Slide 7 - Question ouverte

Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde in een zin?

Slide 8 - Question ouverte

Hoe vind je het onderwerp in een zin?

Slide 9 - Question ouverte

lijdend voorwerp

De meeste zinnen bevatten een persoonsvorm, een werkwoordelijk gezegde en een onderwerp.


Veel zinnen hebben ook een lijdend voorwerp.

Met het lijdend voorwerp gebeurt iets,

het 'ondergaat' wat in het gezegde staat.

Slide 10 - Diapositive

LIJDEND VOORWERP


Tim | graaft | een kuil.


Wat graaft Tim? Tim graaft een kuil.


lijdend voorwerp = een kuil

voorbeeld 1
ow
wwgez

Slide 11 - Diapositive

LIJDEND VOORWERP


Een speler | roept | de grensrechter.


Wie roept een speler? De speler roept de grensrechter.


lijdend voorwerp = de grensrechter

voorbeeld 2
ow
wwgez

Slide 12 - Diapositive

LIJDEND VOORWERP


Elin | vertelt | een verhaal.


Wat vertelt Elin? Elin vertelt een verhaal.


lijdend voorwerp = een verhaal

voorbeeld 3
ow
wwgez

Slide 13 - Diapositive

De postbode | gaf | het pakketje | aan de buren.


Wat is het lijdend voorwerp?
A
gaf
B
de postbode
C
het pakketje
D
aan de buren

Slide 14 - Quiz

Laura | heeft | haar huiswerk | toch | gemaakt.


Wat is het lijdend voorwerp?
A
Laura
B
haar huiswerk
C
toch
D
heeft gemaakt

Slide 15 - Quiz

Hebben | jullie buren | ook | een dure vakantie | geboekt | via die site?

Wat is het lijdend voorwerp?
A
jullie buren
B
via die site
C
een dure vakantie
D
hebben geboekt

Slide 16 - Quiz

Welke twee vragen kun je stellen om het lijdend voorwerp te vinden?

Slide 17 - Question ouverte

Klopt dit?

In een zin zit altijd een lijdend voorwerp. 
A
nee
B
ja

Slide 18 - Quiz

Klopt dit?

Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel (zoals op, in, aan, met, voor e.d.).
A
nee
B
ja

Slide 19 - Quiz

Stappen ontleden
1. Is het een Doen zin of een Zijn zin?
2. Zoek de persoonsvorm.
3. Zet zinsdeelstrepen.
4. Wat is het gezegde? 
5. Wat is het onderwerp?
      Wie of wat + persoonsvorm.
6. Is er een lijdend voorwerp? 
      Wie of wat + onderwerp + gezegde 
 

Slide 20 - Diapositive

Schema ontleden
pv
wg
ng
o
lv

Slide 21 - Diapositive

Waar wil je nog uitleg over?

Slide 22 - Question ouverte

Learnbeat
Toets voorbereiden:
Zelftoets!!!!!!!

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Vidéo

10 min pauze
9.25 terug!!!

Slide 25 - Diapositive