14-1 formuleren H3

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

programma

Hen of hun?

Nakijken formuleren verwijswoorden opdr 1 t/m 3

Uitleg spelling blz 102, 103 getallen

M opdr 1 t/m 4 eventueel oefenen hen/hun

Verwijswoorden

mooiste

zie blz 96

hen: LV of  na VZ

Ik feliciteer hun/hen.

Welk zinsdeel? lijdend voorwerp hen

Hij overtuigde hun/hen.

Welk zinsdeel? lijdend voorwerp hen

Joris gaf het boek aan hen.

Na voorzetsel altijd hen!

hun: MV 

Ik geef hun/hen het boek. 

Welk zinsdeel? meewerkend voorwerp  - hun

Daar kun je hun/hen de schuld niet van geven.

Welk zinsdeel? meewerkend voorwerp - hun

Kies het juiste verwijswoord:
Als je de leerlingen tegenkomt, kun je ......... dan dit boek geven?

1. hen
2. hun

hu: het is een meewerkend voorwerp.

Kies het juiste verwijswoord:
Als je de leerlingen tegenkomt, kun je aan ......... dan dit boek geven?

1. hen
2. hun

hen, want er staat een voorzetsel voor

Kies de juiste verwijswoorden

Toen ik die twee zusjes van hen/hun in de stad tegenkwam, heb ik met hen/hun wat gedronken op een terrasje.

1. hen, hun
2. hun, hen
3. hen, hen
4. hun, hun

1. haar

2. waarmee

3. dat

4. zijn

5. naar wie

Het zijn richtlijnen, geen officiële regels

aan het werk

Spelling cijfers M opdr 1 +2

Spelling overig: M 3 +4

Oefenen met hen/hun: kom het werkblad halen