1.2 hormonale regulatie

• Biologie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

1.2 hormonale regulatie

ma: herhalen + start 1.2

do: hormonen bespreken m.b.v. kwartet

vr: presentatie + afmaken 1.2

van week 1 was...

Zijn er nog vragen over het huiswerk?

Wat is een regelkring?

Wat is homeostase?

negatieve feedback

positieve feedback

Geef aan: positieve of negatieve terugkoppeling.

De bloedsuikerspiegel wordt constant gehouden.

1. positieve terugkoppeling
2. negatieve terugkoppeling

Positieve of negatieve terugkoppeling?

1. positief
2. negatief

Wat gebeurt er met de concentratie van hormoon P, nadat hormoon Q is ingespoten?

1. wordt lager
2. wordt hoger

Waarom is het van belang dat de hormonen P en Q door de lever afgebroken worden?

en dan nu...

Aan de slag met lezen en maken van 1.2.

- opdr 5 t/m 21  

- kwartettaken verdelen

1.2 hormonale regulatie

ma: herhalen + start 1.2

do: 1.2 hormoonwerking bespreken

vr: presentatie + kwartet!

LEERDOELEN

1.2

* Je kunt beschrijven op welke manieren hormonen hormonen de cellen van weefsels en organen kunnen beïnvloeden

* je kunt de werking van  hormoonklieren beschrijven en afleiden hoe doelwitorganen daarop reageren.

Zoet of zout?

Welke soort klier is dit?

1. endocriene klier
2. gemengde klier
3. exocriene klier

hormonen

* uitgescheiden door endocriene klieren

* effect op hormoonreceptoren op cellen van doelwitorganen

Een hormoon komt uit een klier.
En dan?

hormoon of neurotransmitter

adrenaline -

groeihormoon -

serotonine -

receptoreiwit

ATP

GTP

maakt het signaal 20x zo sterk

er bindt een Pi aan een eiwit = ACTIEF!

vraagje

De afbeelding is een schematische tekening van de opname van glucose door een cel. Bij diabetes mellitus (suikerziekte) kunnen de lichaamscellen geen of minder glucose opnemen uit het bloed of uit de weefselvloeistof.

Leg uit hoe het transport van glucose kan worden verstoord.

De afbeelding is een schematische tekening van de opname van glucose door een cel. Bij diabetes mellitus (suikerziekte) kunnen de lichaamscellen geen of minder glucose opnemen uit het bloed of uit de weefselvloeistof. Leg uit hoe het transport van glucose kan worden verstoord.

schildklier 

* produceert thyroxine

TSH           schildklier

thyroxine           TSH
+ thyroxine           + stofwisseling 
- thyroxine            - stofwisseling 

spijsvertering

gastrine stimuleert maagsapproductie wanneer er voedsel in de maag komt

secretine twaalfvingerige darm stimuleert galproductie en stijging pH

CCK stimuleert galproductie en secretie enzymen alvleesklier

eilandjes van Langerhans

a-cellen produceren glucagon en B-cellen produceren insuline

* door insuline meer glucosetransporteiwitten in celmembraan

* insuline stimuleert omzetting glucose naar  glycogeen, vetten en eiwitten

* glucagon stimuleert afbraak glycogeen naar glucose

nieren

    onvoldoende zuurstof 

          productie epo

rode beenmerg: productie rode bloedcellen 

bijnieren

bij stress productie adrenaline door merg 

* effect op cellen van meerdere organen: 

 - bevordert dissimilatie

 - bevordert omzetting glycogeen in glucose

 - snellere hartslag en ademhaling

 - bloedvaten verwijden

productie cortisol door schors 

* verantwoordelijk voor chronische stress 

- onderdrukt afweer

- verhoogt glucose in bloed